ECLI:NL:RBDHA:2024:15338
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben verzoeksters op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 21 juni 2022 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 4 december 2023 heeft besloten om de Nederlandse ambassade in Islamabad te machtigen om aan verzoeksters een mvv te verlenen. Hierdoor is het beroep van verzoeksters ingetrokken, waarbij zij tevens verzocht hebben om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, aangezien de aanvraag om een mvv is ingewilligd, verzoeksters geen procesbelang meer hebben in het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeksters terecht beroep hebben ingesteld vanwege het niet-tijdig beslissen, en heeft zij verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeksters tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.