ECLI:NL:RBDHA:2024:15342

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
NL23.9792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift

In deze zaak heeft verzoeker op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 2 februari 2022. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 28 juli 2023 het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft uitspraak gedaan buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat, hoewel verweerder niet binnen de geldende termijn op het bezwaar heeft beslist, hij wel hangende het beroep heeft beslist, waardoor hij geheel aan het beroep van verzoeker is tegemoetgekomen.

De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan op 25 september 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9792

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 2 februari 2022.
Bij besluit van 28 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [1] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verweerder heeft weliswaar niet binnen de hiervoor geldende termijn op het bezwaar van verzoeker beslist, maar heeft wel hangende het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar beslist, zodat daarmee door verweerder geheel aan het beroep van verzoeker is tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het door verzoeker betaalde griffierecht aan haar vergoeden. Verzoeker moet zich daartoe tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit proceskosten bestuursrecht.