In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris niet tijdig had beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen de Staatssecretaris had moeten beslissen, is overschreden. Eiser heeft rechtsgeldig de Staatssecretaris in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken later beroep ingesteld, waardoor het beroep terecht is ingediend en gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat de Staatssecretaris alsnog binnen bepaalde termijnen een besluit moet nemen. Indien de Staatssecretaris geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig heeft, moet dit binnen vier weken na verzending van de uitspraak gebeuren. Bij herstel verzuim en zonder nader onderzoek is de termijn acht weken, en bij nader onderzoek zestien weken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op vergoeding van proceskosten, vastgesteld op € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 184,- moet ook worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juni 2024 en biedt een duidelijk kader voor de termijnen waarbinnen de Staatssecretaris moet handelen, evenals de consequenties van het niet tijdig beslissen.