In deze hersteluitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 januari 2024, wordt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangesproken op het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres had op 20 mei 2021 een aanvraag ingediend, maar na een gebrek aan tijdige besluitvorming heeft zij op 7 oktober 2022 beroep ingesteld. De rechtbank had eerder, op 10 februari 2023, de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken na 20 december 2022 een besluit te nemen. Echter, op 8 september 2023 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank wijst erop dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank legt de staatssecretaris op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag. Tevens wordt er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, en draagt hij op het griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.