In deze zaak heeft verzoeker op 9 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit heeft verzoeker op 26 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft op 23 april 2024 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Hierop heeft verzoeker op 26 april 2024 het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de verweerder.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van verzoeker inmiddels was ingewilligd, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond was. De verweerder heeft op 13 mei 2024 aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de ingediende beroepschrift en de geldende tarieven.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars – Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Verzoekers die het niet eens zijn met deze uitspraak hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen bij de rechtbank.