ECLI:NL:RBDHA:2024:15459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
NL23.33054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster, een asielzoeker, op 18 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 6 juli 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 4 maart 2024 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoekster trok haar beroep tegen het niet tijdig beslissen in op 7 maart 2024, maar verzocht wel om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank in Groningen heeft op 3 juni 2024 dit verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen op 15 juli 2024 verzet ingesteld, wat door de rechtbank gegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig werd geacht en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank concludeert dat de minister de beslistermijn van de asielaanvraag rechtsgeldig heeft verlengd, waardoor de ingebrekestelling van verzoekster prematuur was. Dit leidde tot de conclusie dat er geen ontvankelijk beroep was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33054

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster, V-nummer: [nummer] ,

(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema)
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 18 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 6 juli 2022. Bij besluit van 4 maart 2024 heeft de minister de asielaanvraag ingewilligd.
Verzoekster heeft op 7 maart 2024 haar beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag ingetrokken en daarbij verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten.
Op 3 juni 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen.
Verzoekster heeft tegen deze uitspraak op 15 juli 2024 verzet ingesteld. Bij uitspraak van
15 juli 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het verzet gegrond verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw vangt de termijn, bedoeld in het eerste lid, aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
5. Verzoekster heeft de aanvraag ingediend op 6 juli 2022. Op 18 februari 2023 is de uiterste overdrachtsdatum om verzoekster over te dragen aan Denemarken verstreken, waardoor Nederland op 19 februari 2023 verantwoordelijk is geworden voor de aanvraag van verzoekster. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoekster op 19 augustus 2023 eindigen. De minister heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling 19 september 2023 prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
6. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.