ECLI:NL:RBDHA:2024:15460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
NL24.8027
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoekster op 16 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd bij de minister van Asiel en Migratie. Na een periode van inactiviteit heeft verzoekster op 7 februari 2024 de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 29 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 28 februari 2024 heeft de minister echter de aanvraag van verzoekster ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om de minister te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken omdat de minister aan haar verzoek heeft voldaan, kan de rechtbank op verzoek van verzoekster de minister veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat verzoekster haar beroep heeft ingesteld op een moment dat er al een besluit was genomen door de minister. Dit betekent dat er geen ontvankelijk beroep was en dat er dus geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster af als kennelijk ongegrond en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8027

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 16 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister.
Bij brief van 7 februari 2024 heeft verzoekster de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Verzoekster heeft vervolgens op 29 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Op 28 februari 2024 heeft de minister de aanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht de minister te veroordelen tot de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op 28 februari 2024 heeft de minister een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Aldus heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een moment dat er reeds een besluit was genomen. Gelet hierop zou er voor de rechtbank geen aanleiding zijn geweest om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag diende te nemen. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit zou daarom niet-ontvankelijk zijn geweest.
5. Nu er geen sprake zou zijn geweest van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.