ECLI:NL:RBDHA:2024:15461

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
NL24.2841
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep asielaanvraag

In deze zaak heeft verzoeker op 7 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit heeft verzoeker op 9 januari 2024 de minister in gebreke gesteld, waarna hij op 25 januari 2024 beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De minister heeft op 29 mei 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop de minister heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 437,50.

De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. Gezien het procesverloop en de gedingstukken is het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 25 juni 2024 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoeker te betalen. Daarom heeft de rechtbank de minister veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 437,50, gebaseerd op de waarde van het beroepschrift en de wegingsfactor.

De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoekers die het niet eens zijn met deze uitspraak hebben de mogelijkheid om binnen 6 weken een verzetschrift in te dienen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2841

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A. de Haan),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 7 oktober 2022 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Op 9 januari 2024 heeft verzoeker de minister in gebreke gesteld, waarna hij op 25 januari 2024 beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
Bij besluit van 29 mei 2024 heeft de minister de aanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De minister heeft hierop gereageerd. De minister is bereid de proceskosten voor het indienen van het beroep te vergoeden tot een bedrag van € 437,50.

Overwegingen

1. De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dat is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de minister tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek is kennelijk gegrond.
5. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bericht van 25 juni 2024 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoeker te zullen betalen. De rechtbank zal daarom de minister veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 875,- en wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.