ECLI:NL:RBDHA:2024:1548
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers, [naam 1] en [naam 2], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 7 februari 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers hebben verzocht om het beroep gegrond te verklaren en om verweerder op te dragen binnen twee weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Tevens vroegen zij om een dwangsom voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een bijzonder geval, waarbij een langere beslistermijn dan twee weken gerechtvaardigd is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en stelt dat verweerder een nadere beslistermijn van acht weken moet krijgen om alsnog tot een besluit te komen. Daarnaast wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een besluit bekend te maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50 en moet hij het griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.