ECLI:NL:RBDHA:2024:15559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
C/09/659761 / HA RK 24-27
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig deskundigenonderzoek inzake waarde aandelen onderneming in nalatenschap

In deze zaak hebben verzoekers, de zoons van de erflaatster, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten naar de waarde van de aandelen van een onderneming ten tijde van het overlijden van hun moeder in 2002. De erflaatster overleed op 19 juli 2002 en had in haar testament alle zaken aan haar echtgenoot, de erflater, gelegateerd. De erflater, die op zijn beurt op [dag] 2022 overleed, had de nalatenschap beneficiair aanvaard en had de verzoekers uitgesloten als erfgenamen. De verzoekers stellen dat zij recht hebben op een deel van de nalatenschap, omdat zij een uitgestelde vordering op de erflater hebben gekregen die opeisbaar is geworden na zijn overlijden.

De verweerster, de huidige erfgename en executeur van de nalatenschap van de erflater, heeft verweer gevoerd en betwist dat de verzoekers recht hebben op de aandelen, omdat de onderneming failliet is gegaan en er geen verifieerbare informatie meer beschikbaar is om de waarde van de aandelen te berekenen. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om hen niet-ontvankelijk te verklaren. Echter, de rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verzoekers onvoldoende belang hebben bij hun verzoek, omdat er geen relevante informatie meer beschikbaar is die een deskundige zou kunnen gebruiken om een waarde te bepalen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de verzoekers afgewezen bij gebrek aan belang en hen veroordeeld in de proceskosten van de verweerster, die zijn begroot op € 1.461,00. De beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/659761 / HA RK 24-27
Beschikking van 11 juli 2024
in de zaak van

1.[verzoeker 1] , te [woonplaats 1] ,

2. [verzoeker 2], te [woonplaats 2] ,
verzoekers,
advocaat mr. A. van Wijngaarden te Sliedrecht,
tegen
[verweerster], te [woonplaats 3] ,
verweerster,
advocaat mr. M.C. Carli-Lodder te Den Haag.
Partijen worden hierna [verzoeker 1] c.s. en [verweerster] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 11 januari 2024 ontvangen verzoekschrift, met producties 1 tot en met 9,
  • het op 10 mei 2024 ontvangen verweerschrift, met producties 1 en 2.
1.2.
Op 30 mei 2024 is de zaak besproken tijdens de mondelinge behandeling. Daarbij waren aanwezig:
  • de heer [naam 1] (echtgenoot van verzoeker sub 1) namens [verzoeker 1] c.s., samen met mr. Van Wijngaarden voornoemd,
  • [verweerster] , samen met mr. Carli-Lodder voornoemd;
  • de heer [naam 2] (voormalig boekhouder van de onderneming) als informant.
De griffier heeft tijdens de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting is besproken. Aan partijen is medegedeeld dat uiterlijk op 11 juli 2024 beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker 1] c.s. zijn de zoons mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster) en de heer [erflater] (hierna: erflater). Erflaatster en erflater waren in algehele gemeenschap van goederen getrouwd.
2.2.
Op 19 juli 2002 is erflaatster overleden. In haar testament zijn alle tot de nalatenschap behorende zaken aan erflater gelegateerd en is een legaat afgegeven dat erflater een levenslang recht geeft van vruchtgebruik op de gehele zuivere nalatenschap. Er is na het overlijden van erflaatster geen boedelbeschrijving opgesteld.
2.3.
Erflater hield ten tijde van het overlijden van erflaatster alle aandelen in het loodgietersbedrijf [bedrijfsnaam] B.V. (hierna: de onderneming). De heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) werkte als extern boekhouder voor de onderneming. De onderneming is in 2011 failliet gegaan.
2.4.
Vanwege het verstrijken van de bewaringstermijn is de administratie in dossiers van [naam 2] , en zijn de faillissementsstukken van de curator, vernietigd.
2.5.
Erflater en [verweerster] zijn op 9 februari 2022 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan.
2.6.
Erflater is op [dag] 2022 overleden.
2.7.
In het testament van erflater is [verweerster] als enig erfgenaam en executeur aangewezen en zijn [verzoeker 1] c.s. uitgesloten als erfgenamen. [verweerster] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. Van de nalatenschap van erflater is nog geen boedelbeschrijving opgesteld.
2.8.
[verzoeker 1] c.s. hebben na het overlijden van erflater meegewerkt aan de verkoop van onroerende zaken die behoorden tot de nalatenschap van erflaatster en hebben hun aandeel in de verkoopwaarde ontvangen.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker 1] c.s. verzoeken dat de rechtbank een voorlopig deskundigenonderzoek beveelt. Zij wensen dat de rechtbank een deskundige aanwijst die, samengevat, onderzoek doet naar de waarde van de aandelen van de onderneming ten tijde van het overlijden van erflaatster in 2002. Omdat de ouders van [verzoeker 1] c.s. in algehele gemeenschap van goederen waren getrouwd hadden beide partners recht op de helft van de waarde van het vermogen, dus ook van de aandelen in de onderneming. Volgens [verzoeker 1] c.s. hebben zij ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster na haar overlijden een uitgestelde vordering op erflater gekregen, die op het moment van zijn overlijden opeisbaar is geworden. [verzoeker 1] c.s. zijn voornemens om een rechtsvordering in te stellen tegen [verweerster] om de waarde van de aandelen die aan erflaatster toebehoorde te verkrijgen. Partijen kunnen het echter niet eens worden over wat de waarde van deze aandelen op het moment van overlijden van erflaatster was, daarom is het nodig dat een onafhankelijk deskundige deze waarde vaststelt. Omdat [verweerster] executeur van de nalatenschap van erflater is dient zij voor dit onderzoek de kosten voor te dragen, de vordering van [verzoeker 1] c.s. valt namelijk in de nalatenschap van erflater.
3.2.
[verweerster] voert verweer. In de eerste plaats stelt zij dat [verzoeker 1] c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat het verzoekschrift tegen haar in persoon is gericht, terwijl zijzelf niets te maken heeft met de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. In de tweede plaats stelt [verweerster] dat de legaten uit het testament van erflaatster niet zijn afgegeven aan erflater. Dat betekent dat de huwelijksgemeenschap onverdeeld is gebleven en de broers als erfgenamen al eigenaar zijn geworden van de aandelen in de onderneming. Omdat de onderneming failliet is gegaan hebben de aandelen geen waarde meer. Ten derde hebben [verzoeker 1] c.s. geen belang bij toewijzing van hun verzoek, omdat er geen verifieerbare informatie meer beschikbaar is op basis waarvan de waarde van de aandelen kan worden berekend. Volgens [naam 2] verkeerde de onderneming al jarenlang in slechte staat en waren de aandelen in 2002 al niets meer waard. Tot slot geldt dat de nalatenschap van erflater geen verhaal biedt voor een vordering van [verzoeker 1] c.s., aldus nog steeds [verweerster] .

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om [verzoeker 1] c.s. niet-ontvankelijk te verklaren. [verweerster] is de enig erfgenaam van erflater en heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. Partijen zijn al langere tijd met elkaar in gesprek over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater, maar komen niet tot overeenstemming over de waarde van de aandelen van de onderneming. In dat licht maakt de discussie over de status van de legaten uit het testament van erflaatster niet dat [verzoeker 1] c.s. niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard in hun verzoek. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat het verzoek tegen [verweerster] naar de letter niet in kwaliteit maar in persoon is ingediend. De rechtbank zal het verzoek daarom inhoudelijk beoordelen.
Beoordelingskader voorlopig deskundigenonderzoek
4.2.
Een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient ertoe om bewijs te verzamelen en veilig te stellen. Zo’n verzoek wordt toegewezen als het ter zake dienend en voldoende concreet is en het gaat om feiten die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Op grond van vaste jurisprudentie zal een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek alleen worden afgewezen als: (1) de rechtbank van oordeel is dat van de bevoegdheid tot het gebruiken van dit middel misbruik wordt gemaakt, (2) het verzoek in strijd is met de goede procesorde, of (3) het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig bezwaar. Ook geldt bij een verzoek als dit de regel uit artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat (4) zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt. Als geen van deze situaties zich voordoet en het verzoek verder aan alle eisen voldoet, dan wordt het verzoek toegewezen.
[verzoeker 1] c.s. hebben onvoldoende belang
4.3.
Los van de stellingen van [verweerster] over de status van de legaten uit het testament van erflaatster is de rechtbank van oordeel van [verzoeker 1] c.s. onvoldoende belang hebben bij toewijzing van het verzoek. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.4.
[verzoeker 1] c.s. en [verweerster] verschillen van mening over de vraag wat de aandelen in de onderneming waard waren ten tijde van het overlijden van erflaatster in 2002. [verzoeker 1] c.s. hebben een berekening gemaakt op basis van de summiere informatie die zij tot hun beschikking hebben, zoals informatie uit aktes van levering van onroerend goed van de onderneming. Zij komen op basis daarvan tot een waarde van de onderneming in 2002 van € 432.575,00. Daartegenover staat [verweerster] , die stelt dat de onderneming geen waarde meer had en deze stelling onderbouwt met de verklaring van [naam 2] die jarenlang de boekhouding van de onderneming heeft gedaan. [naam 2] heeft in een schriftelijk verklaring en tijdens de zitting desgevraagd mondeling toegelicht dat de onderneming al lang voor het faillissement weinig tot niets waard was en met schulden kampte.
4.5.
De rechtbank sluit uit dat een voorlopig deskundigenonderzoek iets op kan leveren als de deskundige niet beschikt over meer informatie dan de summiere informatie die [verzoeker 1] c.s. heeft gevonden. Gesteld noch gebleken is dat er nog jaarstukken, belastingaangiften, faillissementsdocumenten of andere administratieve bescheiden van de onderneming beschikbaar zijn. Wil een deskundige een reële waardering tot stand kunnen brengen, dan is (veel) meer nodig dan de waarde van enkele (beweerdelijke) eigendommen van de vennootschap. Niet valt in te zien dat een beoordeling van de waardeschatting van [verzoeker 1] c.s. enige zin heeft. Het verzoek van [verzoeker 1] c.s. wordt daarom afgewezen bij gebrek aan belang.
Proceskosten
4.6.
[verzoeker 1] c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verweerster] worden begroot op:
- griffierecht € 87,00
- salaris advocaat € 1.196,00 (twee keer punt tarief II)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.461,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker 1] c.s. in de proceskosten van [verweerster] van € 1.461,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [verzoeker 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en de beschikking daarna wordt betekend, dan moeten [verzoeker 1] c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 2184