ECLI:NL:RBDHA:2024:156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
NL23.30018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Azerbeidzjaanse nationaliteit, die beroep had ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, gedateerd op 1 september 2023, meldde de eiser dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigde op 4 september 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al een eerder ingesteld beroep was tegen hetzelfde besluit, dat door een andere gemachtigde was ingediend. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op verschillende momenten gewezen op dit eerdere beroep en gevraagd of hij het onderhavige beroep nog wilde handhaven. Echter, de gemachtigde heeft niet gereageerd op deze verzoeken.

De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve beoordeeld of eiser procesbelang had bij het onderhavige beroep. Aangezien er al een uitspraak was gedaan op het eerdere beroep, concludeerde de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer had. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30018

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

geboren op 4 december 1990,
van Azerbeidzjaanse nationaliteit
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 1 september 2023 waarbij de staatssecretaris aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt allereerst ambtshalve of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De rechtbank stelt vast dat een andere gemachtigde op 10 september 2023 namens eiser beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 1 september 2023. Op 1 december 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats uitspraak gedaan op dit beroep. [3]
3. Bij brief van 20 oktober 2023 is de gemachtigde van eiser erop gewezen dat reeds een ander, eerder ingesteld beroep tegen hetzelfde besluit aanhangig was bij de rechtbank. Dit beroep is ingesteld door een andere gemachtigde. De gemachtigde van eiser heeft daarop laten weten dat hij contact zou opnemen met de andere gemachtigde.
4. Bij brieven van 4 december 2023 en 12 december 2023 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser laten weten dat op het eerder ingestelde beroep, met zaaknummer NL23.26745, uitspraak is gedaan. De rechtbank heeft de gemachtigde verzocht haar te laten weten of hij naar aanleiding daarvan het onderhavige beroep nog wil handhaven, wat in dat geval het procesbelang van eiser is en of hij ter zitting gehoord wil worden. De gemachtigde heeft op deze berichten niet gereageerd.
5. Nu de rechtbank reeds geoordeeld heeft over eisers beroep tegen het besluit van
1 september 2023, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank geen procesbelang meer bij het onderhavige beroep. Eiser heeft niets naar voren gebracht dat tot een ander oordeel kan leiden. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie

6. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat eiser geen procesbelang heeft. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
3.Zaaknummer NL23.26745