ECLI:NL:RBDHA:2024:15699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.31923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Frankrijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Oukil, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De minister stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 augustus 2024 behandeld, waarbij verzoekster aanwezig was met een waarnemer en een tolk. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat er sprake was van een gebrek in de procedure en heeft de minister de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Frankrijk totdat er een beslissing is genomen op het beroep.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.31923
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster (gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL24.31922, op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door
mr. J. Pieters, als waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij tussenuitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.31922, heeft de rechtbank in het beroep in de bodemzaak waarover dit verzoek om een voorlopige voorziening gaat, geoordeeld dat er sprake is van een gebrek. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld het geconstateerde gebrek te herstellen.
2. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Frankrijk totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
3. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit
proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Frankrijk totdat is beslist op het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 september 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.