In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Syrische asielzoeker, tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De intrekking is gebaseerd op een veroordeling in Duitsland tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor strafbare feiten gepleegd tussen 2013 en 2015. Eiser heeft in 2010 asiel aangevraagd en kreeg in 2012 een verblijfsvergunning. In 2021 heeft de minister het voornemen geuit om deze vergunning in te trekken, wat uiteindelijk is gebeurd. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij hij aanvoert dat de strafmaatvergelijking door de minister niet correct is uitgevoerd. De rechtbank heeft op 10 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser via videoverbinding aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de minister niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht met betrekking tot de strafmaatvergelijking, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,00.