In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 september 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2011. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de pleegouders tot voogden te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, door hun persoonlijke problematiek, niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. De minderjarige verblijft sinds juni 2021 in een perspectief biedend pleeggezin, waar zij zich positief heeft ontwikkeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beëindiging van het gezag een gerechtvaardigde en proportionele inmenging vormt in het gezinsleven, en dat het in het belang van [minderjarige] is dat belangrijke beslissingen onbelast kunnen worden genomen. De pleegouders zijn bereid om de voogdij te aanvaarden en de rechtbank heeft hen benoemd tot voogden over [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.