ECLI:NL:RBDHA:2024:15745

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.29921 en NL24.29922
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Turkse en Syrische nationaliteit met betrekking tot discriminatie en staatsburgerschap

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van twee eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de Minister van Asiel en Migratie. De eisers, een moeder van Turkse nationaliteit en haar minderjarige kind van Syrische en Turkse nationaliteit, hebben op 27 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvragen zijn op 1 juli 2024 door de minister afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 24 september 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.

De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de asielaanvragen terecht heeft gedaan. De eisers hebben aangevoerd dat zij Turkije hebben verlaten uit vrees voor vervolging door de Turkse autoriteiten en de situatie in Syrië. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft aangetoond dat de eisers de Turkse nationaliteit hebben en dat er geen reëel risico is op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank wijst erop dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij als Syrische vluchtelingen worden behandeld in Turkije en dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het minderjarige kind.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de eisers de proceskosten toe. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eisers om aannemelijk te maken dat zij niet de Turkse nationaliteit hebben, en dat de nationale wetgeving van Syrië niet relevant is voor de beoordeling van hun Turkse staatsburgerschap. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op basis van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.29921 en NL24.29922

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiseres 1,

geboren op [datum],
van Turkse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],

Mede namens haar minderjarig kind:

[naam],
geboren op [datum],
van Syrische en Turkse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
en

[naam], eiseres 2,

geboren op [datum],
van Syrische en Turkse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
gezamenlijk te noemen: eisers,
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,(gemachtigde: mr. K. Jansen)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers hebben op 27 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met de afzonderlijke bestreden besluiten van 1 juli 2024 deze aanvragen afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en een tolk, de gemachtigde van eisers, en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht de asielaanvragen van eisers heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de bestreden besluiten terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Asielrelaas
4. Eisers hebben aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij Turkije hebben verlaten uit vrees daar aangehouden te worden door de Turkse autoriteiten en teruggestuurd te worden naar Syrië waar een oorlog heerst. Turkije blijft hen beschouwen als Syriërs. Eiseres 1 heeft verklaard dat haar kinderen niet aan hun toekomst kunnen werken en niet veilig zijn in Turkije. Ook zijn de sociale voorzieningen erg slecht in Turkije en is alles er duur, zodat zij haar huur daar niet kon betalen. Eiseres 1 heeft eveneens verklaard dat haar oudste zoon in Syrië door beide kampen is benaderd en dat hij niet wilde deelnemen aan de oorlog. Hij heeft daarom Syrië verlaten. Bij terugkeer vreest eiseres 1 een gevangenisstraf. Eiseres 2 heeft over de directe aanleiding om Syrië te verlaten verklaard dat er sprake was van slechte levensomstandigheden en oorlog; dat alles duur is geworden door de oorlog, dat de meeste scholen zijn dicht gegaan en dat ze de militaire dienstplicht voor haar broer wilde voorkomen. [minderjarige zoon] heeft geen zelfstandig asielrelaas naar voren gebracht.
De bestreden besluiten
5. De asielrelazen van eisers bevatten volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst.
De minister heeft dit element geloofwaardig geacht. Eiseres 1 heeft de Turkse nationaliteit. Eiseres 1 heeft dat zelf verklaard en zij heeft een kopie van haar Turkse identiteitskaart overgelegd. Ook de identiteit, nationaliteit en herkomst van [naam minderjarige zoon] worden geloofwaardig geacht. Eiseres 1 heeft een kopie van een Syrisch individueel uittreksel van [naam minderjarige zoon] overgelegd en een familie uittreksel waar zijn naam op staat. Van contra indicaties is niet gebleken. De minister gaat er vanuit dat [naam minderjarige zoon] via zijn vader de Syrische nationaliteit heeft verkregen. Gezien de Turkse nationaliteit van de eiseres 1 neemt de minister evenwel ook aan, onder verwijzing naar de Turkse wetgeving, dat [naam minderjarige zoon] van moederskant eveneens de Turkse nationaliteit heeft verkregen. Ook de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres 2 worden geloofwaardig geacht. De minister verwijst daarbij naar een overgelegd Syrisch individueel uittreksel en een kopie van een familie uittreksel. De minister gaat er ook bij eiseres 2 vanuit dat zij de Syrische nationaliteit heeft verkregen via haar vader en via eiseres 1, haar moeder ook de Turkse nationaliteit. Nu eisers alle drie ook de Turkse nationaliteit hebben volgt de minister niet dat zij te vrezen hebben om teruggestuurd te worden naar Syrië. Niet is gebleken dat Turkije eigen onderdanen uitzet naar Syrië. Verder is overwogen dat niet gebleken is dat eisers vluchtelingen zijn op grond van het Vluchtelingenverdrag, nu zij verklaard hebben op grond van sociaaleconomische omstandigheden te zijn gevlucht. Daarbij is getoetst aan zowel de situatie in Turkije als aan die in Syrië. Daarnaast is volgens de minister niet gebleken van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer voor eiseres 1. Van eiseres 1 mag worden verwacht dat zij naar Turkije terugkeert. Voor haar zoon [naam minderjarige zoon] en eiseres 2 geldt dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. [naam minderjarige zoon] en eiseres 2 kunnen echter zonder reëel risico op ernstige schade terugkeren naar Turkije, omdat ze ook de Turkse nationaliteit hebben. Het zijn van Koerd in Turkije is volgens de minister geen grond voor verlening van een vergunning. Eisers komen daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op de a- of b- grond van artikel 29, Vw. [1]
Turks staatsburgerschap
6. Eisers stellen dat het maar zeer de vraag is of Turkije hen zal erkennen als Turkse staatsburgers. In Turkije zal het vaststellen van de familieband tot problemen kunnen leiden. De minister heeft de familieband in een eerdere procedure ook niet aangenomen. Met alle onzekerheden is het onzorgvuldig om op grond hiervan de asielaanvragen af te wijzen. Ook is de minister ten onrechte niet ingegaan op de vraag of het überhaupt mogelijk is voor [naam minderjarige zoon] en eiseres 2 om een dubbele nationaliteit te hebben, nu de wetgeving van Syrië dat niet toelaat.
6.1.
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers de Turkse nationaliteit hebben. Dat de Turkse autoriteiten de kinderen van eiseres 1 niet als zodanig zullen erkennen, is door eiseres 1 niet nader onderbouwd. Eisers hebben in deze procedure de familiebanden onderbouwd met stukken, zodat eerdere twijfel door de minister aan de familiebanden niet langer relevant is. Bovendien is voor de verkrijging van de Turkse nationaliteit niet relevant dat het kind door afstamming van een buitenlandse ouder ook een andere nationaliteit verkrijgt. De minister verwijst daarbij naar artikel 7 van de Turkse Staatsburgerwet. [2] De nationale wetgeving van Syrië is daarom niet van belang.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat eiseres 1 de Turkse nationaliteit heeft. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat uit de Turkse wetgeving blijkt dat het Turkse staatsburgerschap via de moeder, eiseres 1, wordt verkregen door haar kinderen. Het is daarom aan eisers, om aannemelijk te maken dat haar kinderen de Turkse nationaliteit niet hebben. Niet is gebleken dat de Turkse autoriteiten de kinderen van eiseres 1 niet als zodanig zullen erkennen. De enkele niet nader onderbouwde stelling dat het maar zeer de vraag is of de familieband zal worden aangenomen en daarmee het Turks staatsburgerschap van de kinderen is onvoldoende om te komen tot een andere conclusie. Eisers zijn immers in het bezit van (kopie)documenten om hun familieband te onderbouwen, waaronder een familie uittreksel. Het betoog van eisers, dat een dubbele nationaliteit in Syrië niet zou zijn toegestaan, slaagt evenmin. De nationale wetgeving van Syrië is op dit punt immers niet relevant, nu de vraag is of eisers de Turkse nationaliteit hebben en de Syrische wet daarop niet van invloed is.
Discriminatie wegens afkomst.
7. Eisers stellen dat zij in Turkije worden gezien als Syrische vluchtelingen en niet als Turkse onderdanen. Zij worden beschouwd en behandeld als Syrische Koerden en krijgen zij bij terugkeer dan ook te maken met discriminatie en uitsluiting. Ter onderbouwing van het standpunt is verwezen naar informatie uit het ambtsberichten.
7.1.
De minister erkent dat er in Turkije anti-Koerdische sentimenten leven in de samenleving en vanuit de overheid, maar stelt dat deze niet zwaarwegend genoeg zijn om voor internationale bescherming in aanmerking te komen.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat niet is gebleken dat eisers in Turkije zo ernstig worden beperkt in hun bestaansmogelijkheden dat het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Uit het Algemeen ambtsbericht Turkije blijkt weliswaar dat er discriminatie plaatsvindt, maar hieruit blijkt niet dat deze discriminatie dusdanig is dat dit een ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert. Daarbij is van belang dat eiseres 1 heeft verklaard dat zij in Turkije en Syrië geen problemen heeft ondervonden vanwege haar nationaliteit [3] en dat zij van de zijde van de Turkse autoriteiten of andere organisaties nimmer problemen heeft ondervonden en niet wordt gezocht. [4] Verder heeft eiseres 1 in het geheel niet over vermeende discriminatie of uitsluiting in Turkije verklaard.
Eiseres 2 heeft wel verklaard dat zij als Syrische vluchtelingen gediscrimineerd worden en dat ze terug worden gestuurd naar Syrië. De minister heeft evenwel mogen vaststellen dat eiseres eveneens de Turkse nationaliteit heeft en er terecht op gewezen dat hetgeen eiseres 2 heeft verklaard over de moeilijke leefomstandigheden in Turkije, ziet op sociaaleconomische omstandigheden en niet op discriminatie. De minister heeft mogen overwegen dat in dit geval er geen reden bestaat om een risico op ernstige schade aan te nemen bij terugkeer naar Turkije.
Vrees voor refoulement
8. De enkele stelling van eisers dat zij een gegronde vrees hebben voor indirect refoulement, volgt de rechtbank niet. Nu eisers de Turkse nationaliteit hebben of kunnen verkrijgen, acht de rechtbank het niet op voorhand aannemelijk dat Turkije hen zal uitzetten naar Syrië. De beroepsgrond slaagt niet.
Belang van het kind
9. Anders dan eisers stellen, is de rechtbank van oordeel dat de minister voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van [naam minderjarige zoon] als minderjarig kind. Eisers hebben enkel gesteld dat het in het belang van [naam minderjarige zoon] is om in Nederland te blijven, omdat hij hier naar school gaat en de Nederlandse taal spreekt. Uit de bestreden beschikking ten aanzien van eiseres 1, blijkt dat de minister bij zijn besluit heeft betrokken dat [naam minderjarige zoon] minderjarig is en hier naar school gaat. Daar heeft de minister evenwel tegenover mogen stellen dat hij veruit het grootste deel van zijn leven in Turkije heeft gewoond en ook de Turkse taal nog spreekt. Niet ten onrechte is door de minister overwogen dat hij pas relatief kort, zo’n twee jaar, in Nederland verblijft. De in beroep gestelde familiebanden in Nederland worden door eisers voor het eerst in beroep naar voren gebracht, waardoor de minister daarmee geen rekening heeft kunnen houden in de bestreden besluiten. Daarnaast zijn de gestelde familiebanden niet nader gemotiveerd of onderbouwd met stukken, zodat deze nu niet kunnen leiden tot een ander oordeel. Ook verder zijn er geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de minister eisers op basis hiervan verblijf in Nederland moet toestaan.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepsgronden slagen niet. De minister heeft de aanvragen terecht afgewezen als ongegrond. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra-Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie refworld, Turkey: Citizenship Law (As amended in 2018), https://www.refworld.org/docid/4496b0604.html,
3.Zie pagina 9 van het nader gehoor.
4.Zie pagina 13 van het nader gehoor.