ECLI:NL:RBDHA:2024:15745
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Turkse en Syrische nationaliteit met betrekking tot discriminatie en staatsburgerschap
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van twee eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de Minister van Asiel en Migratie. De eisers, een moeder van Turkse nationaliteit en haar minderjarige kind van Syrische en Turkse nationaliteit, hebben op 27 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvragen zijn op 1 juli 2024 door de minister afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 24 september 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.
De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de asielaanvragen terecht heeft gedaan. De eisers hebben aangevoerd dat zij Turkije hebben verlaten uit vrees voor vervolging door de Turkse autoriteiten en de situatie in Syrië. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft aangetoond dat de eisers de Turkse nationaliteit hebben en dat er geen reëel risico is op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank wijst erop dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij als Syrische vluchtelingen worden behandeld in Turkije en dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het minderjarige kind.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de eisers de proceskosten toe. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eisers om aannemelijk te maken dat zij niet de Turkse nationaliteit hebben, en dat de nationale wetgeving van Syrië niet relevant is voor de beoordeling van hun Turkse staatsburgerschap. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op basis van de Vreemdelingenwet 2000.