ECLI:NL:RBDHA:2024:15746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/672092 / JE RK 24-1625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een complexe gezinssituatie met huiselijk geweld

Op 16 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van zeven kinderen, alsook een machtiging tot uithuisplaatsing van enkele van hen. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die ernstige zorgen heeft geuit over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen, naar aanleiding van meldingen van huiselijk geweld door de (stief)vader. De kinderen zijn voorlopig onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met een ondertoezichtstelling die ingaat op 20 september 2024 en duurt tot 6 december 2024. De kinderrechter heeft tevens een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [kind 1] in een jeugdhulpaanbieder en voor de overige kinderen bij de (stief)moeder, beide voor de duur van één maand. De kinderrechter heeft benadrukt dat er een ernstig vermoeden bestaat van een bedreigende situatie voor de kinderen, en dat het noodzakelijk is dat de Raad verder onderzoek doet naar de situatie. De (stief)vader ontkent de beschuldigingen van de (stief)moeder en heeft verzocht om afwijzing van het verzoek tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de veiligheid van de kinderen voorop staat. De zaak wordt op 15 oktober 2024 opnieuw behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/672092 / JE RK 24-1625
Datum uitspraak: 16 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats 1] , Marokko,
hierna te noemen: [kind 1] ,
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2014 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
[kind 3], geboren op [geboortedag 3] 2015 in [geboorteplaats 1] , Marokko,
hierna te noemen: [kind 3] ,
[kind 4], geboren op [geboortedag 4] 2016 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [kind 4] ,
[kind 5], geboren op [geboortedag 5] 2022 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [kind 5] ,
[kind 6], geboren op [geboortedag 5] 2022 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [kind 6] ,
[kind 7], geboren op [geboortedag 6] 2023 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [kind 7] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de stiefmoeder],
hierna te noemen: de (stief)moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de stiefvader],
hierna te noemen: de (stief)vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.M. Hoogenraad te Zoetermeer.
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 9 september 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] voorlopig onder toezicht gesteld van 9 september 2024 tot 20 september 2024. Tevens heeft de kinderrechter de gecertificeerde instelling gemachtigd [kind 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten de oom en tante vaderszijde, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, en heeft zij de gecertificeerde instelling gemachtigd [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de verzorgende ouder, te weten de (stief)moeder, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 9 september 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.3.
De kinderrechter heeft besloten de (stief)vader en de (stief)moeder gescheiden te horen. De Raad en de gecertificeerde instelling zijn opgeroepen voor beide tijdstippen waarop de mondelinge behandeling plaats zou vinden.
1.4.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 september 2024. Daarbij zijn voor het eerste deel van de behandeling verschenen:
- de (stief)vader met zijn advocaat mr. S.M. Hoogenraad;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] met een collega namens de gecertificeerde instelling.
Voor het tweede deel van de behandeling zijn verschenen:
  • de (stief)moeder telefonisch;
  • de advocaat van de (stief)vader, mr. S.M. Hoogenraad;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] met een collega namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
[kind 1] verblijft feitelijk op een crisisplek.
2.2.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 9 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de Raad strekt tot een voorlopige ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de oom en tante vaderszijde voor de duur van drie maanden en verzoekt zij een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] bij de (stief)moeder. Ter zitting heeft de Raad zijn verzoek mondeling gewijzigd en verzocht om de categorie voor de plaatsing van [kind 1] te wijzigen naar een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. De Raad heeft ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. De (stief)moeder heeft aangifte gedaan van langdurig ernstig huiselijk geweld door de vader, waarvan de kinderen getuige zouden zijn geweest. Vervolgens is de (stief)vader aangehouden en verhoord door de politie. De (stief)vader heeft bij de politie dreigende uitspraken gedaan naar de (stief)moeder en de kinderen. De politie neemt deze uitspraken zeer serieus en heeft de Raad te kennen gegeven dat zij zich grote zorgen maken. De Raad heeft dan ook de zorg dat de kinderen opnieuw in onveiligheid zullen verkeren als de (stief)vader vrij komt. Daarnaast zijn er ook zorgen over de blauwe plekken die bij [kind 1] zijn geconstateerd en waarvan het onduidelijk is waar zij vandaan komen. De komende maanden zal nader onderzocht moeten worden wat er precies aan de hand is en wat er nodig is om een veilige opvoedsituatie voor de kinderen te creëren. Het is belangrijk dat er een jeugdbeschermer komt die regie kan gaan voeren in de complexe situatie. Naast een voorlopige ondertoezichtstelling is het volgens de Raad noodzakelijk dat de kinderen op een veilige plek verblijven. De Raad verzoekt dan ook om [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] bij de (stief)moeder te plaatsen. Momenteel verblijft de (stief)moeder met deze kinderen op een geheim adres, nadat afgelopen weekend een anonieme melding bij de politie is binnengekomen dat er verdere problemen zouden gaan ontstaan. Daarbij had de (stief)vader te kennen gegeven, ondanks dat aan hem is verteld dat het huis- en contactverbod verlengd is, dat hij toch terug zou gaan naar de woning. Gelet op de specifieke opvoedbehoeften van [kind 1] is voor hem in eerste instantie een machtiging verzocht voor uithuisplaatsing bij oom en tante vaderszijde. Zij zijn echter voor een aantal weken op vakantie gegaan. [kind 1] heeft zelf te kennen gegeven niet bij (stief)moeder te willen verblijven en hij verblijft nu op een crisisplek. Desgevraagd heeft de Raad ter zitting toegelicht dat zij zo snel mogelijk zullen onderzoeken of een andere plek, zoals een terugkeer bij de oom en tante, een verblijf bij (stief)moeder of bij de (stief)vader passend kan zijn. De Raad ziet zelf ook een kwetsbare jongen, waarvoor een crisisplek eigenlijk niet passend is. De Raad kan zich daarom voorstellen dat de machtiging voor een accommodatie in een jeugdhulpaanbieder, eerst slechts wordt verleend voor één maand zodat naar verdere opties voor zijn verblijfsplek gekeken kan worden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de (stief)vader is – samengevat en kort weergegeven - ter zitting het volgende naar voren gebracht. De (stief)vader ontkent de aantijgingen van de (stief)moeder. Volgens de (stief)vader kwam deze aangifte als een volledige verrassing en is er niets wat deze aangifte onderbouwt. Zo zijn er geen doktersverklaringen en ook geen meldingen van bijvoorbeeld de huidige hulpverlening die al over de vloer komt. De (stief)vader is uiteindelijk bij de politie ook heengezonden en niet voorgeleid. Het klopt wel dat er spanningen en ruzies zijn tussen de ouders door het uit elkaar gaan, maar de (stief)vader betwist dat sprake is van huiselijk geweld. In de periode dat dit moet hebben plaatsgevonden, kwam de (stief)moeder juist naar de (stief)vader toe en stuurde zij hem bijvoorbeeld ook berichtjes met hartjes. Verder wordt in het verzoek gesteld dat de (stief)vader dreigende uitspraken zou hebben gedaan tijdens het verhoor. De kantoorgenoot van de advocaat zat bij dit verhoor en volgens hem zijn zulke uitlatingen niet gedaan. Verder is de aangifte gericht op huiselijk geweld jegens de (stief)moeder en blijkt nergens uit – en ook de (stief)moeder heeft dit ter zitting bevestigd – dat sprake is van huiselijk geweld ten aanzien van de kinderen. De spoedmachtiging voor de uithuisplaatsing had dan ook niet afgegeven mogen worden, omdat er geen sprake was van een ernstige bedreiging van de veiligheid en de ontwikkeling van de kinderen. Daarbij waren er minder ingrijpende maatregelen mogelijk, zoals het huis- en contactverbod dat al gold in combinatie met een voorlopige ondertoezichtstelling. De (stief)vader verzoekt op grond van de hiervoor genoemde redenen daarom eveneens om het verzoek tot uithuisplaatsing dat nog resteert voor de duur van drie maanden af te wijzen. De (stief)vader wil in ieder geval dat [kind 3] en [kind 1] , waarover hij het eenhoofdig gezag heeft, weer bij hem komen wonen. De (stief)vader en zijn advocaat hebben zelf geen officieel bericht ontvangen dat het huis- en contactverbod is verlengd. Mocht dit wel het geval zijn, dan zullen zij hier ook direct een spoedprocedure tegen beginnen. De (stief)moeder verblijft op dit moment ook niet in de woning en de (stief)vader kan dus mogelijk al snel weer in het huis wonen met deze twee kinderen. Als dit niet het geval is dan zal hij een ander verblijf zoeken. De (stief)vader kan wel instemmen met een ondertoezichtstelling. Hij wil juist graag dat de instanties verder onderzoek komen doen. De (stief)vader heeft niets te verbergen en dan kunnen de instanties zien hoe hij voor zijn kinderen zorgt. De (stief)vader is namelijk juist degene die altijd de kinderen naar school bracht, boodschappen deed en voor hen zorgde. Daarbij is het volgens hem ook belangrijk dat door de instanties naar de situatie bij de (stief)moeder wordt gekeken, omdat [kind 1] aan hem heeft verteld dat de blauwe plekken door (stief)moeder komen. Ten slotte is het voor de (stief)vader heel erg belangrijk dat hij zo snel mogelijk weer contact kan hebben met de kinderen.
4.2.
De (stief)moeder heeft ter zitting – samengevat en kort weergeven - het volgende naar voren gebracht. Om de veiligheid van de kinderen te waarborgen kon de (stief)moeder volgens haar niets anders meer dan aangifte te doen. De (stief)moeder heeft hier dan ook jarenlang moed voor verzameld en het is pijnlijk om te horen dat de (stief)vader dit ontkent. Zij heeft de (stief)vader heel duidelijk gemaakt dat de relatie klaar is en daarvoor hadden zij ook een ouderschapsplan met afspraken opgesteld. De (stief)vader accepteerde alleen niet dat de relatie klaar was en er was sprake van veel agressie en geweld. Daarnaast is de (stief)moeder door de (stief)vader steeds verder in een isolement gekomen. Hij heeft de kinderen niet zelf geslagen, maar zij hebben het wel gehoord als de (stief)moeder werd mishandeld en gekleineerd. Dit heeft ook een grote impact op hen en is niet in hun belang. Volgens de (stief)moeder zou dit geweld niet uit zichzelf stoppen en daarom heeft zij in het belang van haar kinderen aangifte gedaan. Volgens de moeder is het nodig dat er een ondertoezichtstelling komt en dat zij als gezin hulp gaan krijgen. Daarbij zou de (stief)moeder ook graag voor [kind 1] zorgen. Een crisisplaatsing is voor hem geen goede optie, doordat hij kwetsbaar is en al ontzettend veel heeft meegemaakt. De (stief)moeder staat open voor begeleiding bij zijn verzorging en opvoeding en de betrokken instanties mogen bij haar thuis komen kijken hoe zij voor [kind 1] zorgt. Daarbij wil de (stief)moeder dat alle kinderen, dus inclusief [kind 1] en [kind 3] , bij elkaar opgroeien en dat zij niet uit elkaar worden getrokken. Verder is het volgens de (stief)moeder onlogisch dat de (stief)vader weer het ouderlijk huis zou gaan wonen met twee kinderen, terwijl zij noodgedwongen uit veiligheidsredenen met de andere kinderen op een geheim adres verblijft. Het is juist van belang dat de (stief)moeder met de kinderen zo snel mogelijk terug kan naar huis, zodat de kinderen ook weer naar school en naar hun crèche kunnen en er voor hen weer een stabiele situatie ontstaat. Daarbij benadrukt de (stief)moeder dat zij niet de kinderen bij de (stief)vader wil weghouden. Zij ziet dat de kinderen veel van hem houden en hem ook missen.
4.3.
De gecertificeerde instelling is reeds betrokken bij de oudste (half)zus en is nu sinds een week ook bij deze kinderen betrokken. Zij heeft verder geen inhoudelijke aanvullingen en benadrukt het belang dat er de komende maanden goed onderzoek moet worden gedaan. Ten aanzien van het huis- en contactverbod brengt de gecertificeerde instelling naar voren dat de reeds betrokken medewerker van Ons Verbind met de (stief)vader gesproken heeft over de verlenging van het huis- en contactverbod. De (stief)vader heeft toen te kennen gegeven toch naar het huis toe te gaan.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] weg te nemen en de kinderen zullen voorlopig onder toezicht worden gesteld voor de duur van drie maanden (artikel 1:257 BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat sprake is van een zeer zorgelijke situatie, waarbij de (stief)moeder aangifte heeft gedaan van ernstig huiselijk geweld door de (stief)vader, dat door de (stief)vader wordt ontkend en betwist. Het voorgaande heeft ertoe geleid dat de (stief)vader is aangehouden, een periode op het politiebureau heeft verbleven en op dit moment ook een huis- en contactverbod heeft met de (stief)moeder en kinderen. Daarnaast zijn de kinderen en de (stief)moeder voor hun veiligheid op een geheime locatie ondergebracht, waardoor zij ook uit hun vertrouwde omgeving zijn gehaald en hun dagelijks leven is stopgezet. Het is duidelijk dat het voorgaande een enorme impact heeft op alle gezinsleden. Op dit moment is sprake van twee verschillende verhalen van de (stief)vader en de (stief)moeder die lijnrecht tegenover elkaar staan. Het is dan ook van groot belang dat de komende periode door de Raad grondig onderzocht gaat worden wat er is gebeurd en hoe de ontstane situatie nu opgelost moet worden. De kinderrechter benadrukt daarbij dat het in beide gevallen, zowel als het waar is wat moeder zegt, als wanneer het niet waar is, zeer zorgelijk situaties zijn. Naar het oordeel van de kinderrechter is het noodzakelijk dat een jeugdbeschermer betrokken blijft die regie kan blijven voeren en zicht kan houden op de belangen en de veiligheid van de kinderen. Het is daarbij eveneens van belang dat de jeugdbeschermer onderzoekt hoe de kinderen zo snel mogelijk weer – op een veilige manier – in contact kunnen komen met de (stief)vader.
5.3.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Dit verzoek zal zij echter toewijzen voor de duur van één maand en voor het overige aanhouden. De informatie die de kinderrechter van de Raad heeft ontvangen ter onderbouwing van het verzoek voor de uithuisplaatsing is erg summier. De kinderrechter heeft zelf niet de stukken van de politie en het verzoek tot onderzoek van Jeugd-Gezinshulp Zoetermeer ontvangen. Hier wordt slechts indirect door de Raad naar verwezen. Dit zorgt ervoor dat er voor de kinderrechter nog veel onduidelijk is en zij ook op basis van weinig informatie een beslissing moet nemen. Desondanks zijn de meldingen en signalen die voortkomen uit de stukken van de Raad wel zeer zorgelijk en zal de kinderrechter – in het belang van de veiligheid van de kinderen – de uithuisplaatsing kortdurend verlenen, zodat vanuit deze veilige basis het onderzoek van de Raad kan plaatsvinden. Daarbij benadrukt de kinderrechter dat het van het grootste belang is dat de Raad met dit onderzoek voortvarend aan slag gaat en dat de kinderen zo spoedig mogelijk, zoals reeds benoemd, een vorm van contact met de vader gaan hebben. Mocht de Raad van mening zijn dat een langere uithuisplaatsing nodig is, dan dient dit nader onderbouwd te worden. Ten aanzien van [kind 1] overweegt de kinderrechter als volgt. Alle betrokkenen lijken het ter zitting erover eens dat een crisisplek niet passend is voor hem. Desalniettemin moet ook in de situatie van [kind 1] zorgvuldig onderzocht worden, welke plek dan wél passend is, onder meer gelet op blauwe plekken die bij hem zijn gevonden en de onduidelijkheid over hoe deze zijn ontstaan. De kinderrechter zal daarom ook voor [kind 1] de machtiging toewijzen voor één maand, zodat hij op zijn huidige plek kan blijven terwijl gezocht wordt naar een plek die meer passend is voor hem, zoals bijvoorbeeld terug bij oom en tante vaderszijde of bij één van de ouders.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 20 september 2024 tot 6 december 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 16 september 2024 tot 16 oktober 2024;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] bij de (stief)moeder met ingang van 16 september 2024 tot 16 oktober 2024;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan
tot een zitting op 15 oktober 2024en gelast de griffier tegen voormelde zitting (gescheiden) op te roepen;
- de Raad;
- de gecertificeerde instelling;
- de (stief)vader;
- de advocaat van de (stief)vader;
- de (stief)moeder.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2024 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 20 september 2024.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.