ECLI:NL:RBDHA:2024:15779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
23/8297
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omzetting prestatiebeurs in gift door de rechtbank Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 september 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek tot omzetting van een prestatiebeurs in een gift behandeld. Eiseres, die in 2000 een prestatiebeurs ontving, diende op 30 maart 2023 een verzoek in tot omzetting. Dit verzoek werd afgewezen omdat zij niet binnen vijf jaar na afloop van de diplomatermijn een verzoek had ingediend. De rechtbank oordeelt dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor het actief informeren over haar rechten en plichten met betrekking tot de prestatiebeurs. Eiseres betoogde dat zij niet op de hoogte was van de verplichting om een omzettingsverzoek in te dienen, en verwees naar verbeterde informatievoorziening voor Caribische studenten. De rechtbank concludeert echter dat eiseres voldoende tijd had om zich te informeren en dat de afwijzing van haar verzoek terecht was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de kosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8297

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] (Curaçao), eiseres,

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Bouhuys).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek tot omzetting van de prestatiebeurs in een gift van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft dit met het besluit van 31 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (via een digitale videoverbinding), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Aan eiseres is toen zij aan haar studie begon in het jaar 2000 een prestatiebeurs toegekend. Eiseres heeft op 30 maart 2023 een verzoek tot omzetting van deze beurs in een gift bij verweerder ingediend. Dit verzoek is afgewezen omdat eiseres niet binnen 5 jaar na afloop van de diplomatermijn een verzoek tot omzetting heeft ingediend. [1]
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres stelt zich kort samengevat op het standpunt dat haar niet verweten kan worden dat zij haar verzoek om omzetting buiten de termijn van 5 jaar heeft ingediend. Dit omdat zij niet kon weten dat zij verplicht was een omzettingsverzoek in te dienen. De informatievoorziening vanuit verweerder is namelijk tegenwoordig heel anders, en veel beter, dan dit ten tijde van de studietijd van eiseres was. Eiseres en andere Caribische studenten werden op geen enkele wijze voorgelicht over zaken als het indienen van een omzettingsverzoek. Zij verwijst hiervoor naar een brief van de Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit 30 mei 2022. Hierin gaat het specifiek over de positie van Caribische studenten. Eiseres heeft verder geen toegang tot MijnDuo (portaal) omdat zij niet in het bezit is van een BSN-nummer. Ook heeft eiseres, omdat zij in het buitenland studeert, niet de mogelijkheid om van gedachte te wisselen met Nederlandse medestudenten over dit soort zaken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In artikel 5.9, tweede lid, van de Wsf 2000 is het volgende geregeld:
‘‘Een ho-student die het examen, bedoeld in artikel 5.7, met goed gevolg heeft afgelegd aan een instelling waarop artikel 7.9d van de WHW niet van toepassing is, zendt uiterlijk 3 maanden na het verstrijken van de diplomatermijn hoger onderwijs, een door de betrokken instelling van hoger onderwijs gewaarmerkte kopie van het aan dat examen verbonden diploma aan Onze Minister en dient daarbij een aanvraag in tot omzetting van de prestatiebeurs hoger onderwijs. Op die kopie vermeldt de instelling de datum waarop het examen met goed gevolg is afgesloten. De omzetting vindt plaats uiterlijk per 1 januari van het kalenderjaar volgend op de aanvraag.’’
4.1.
Verweerder hanteert voor het toezenden van een gewaarmerkte kopie van het diploma dat is behaald in het buitenland, een termijn van vijf jaar na het verstrijken van de diplomatermijn. Dit in afwijking van de hiervoor weergegeven bepaling als vaste gedragslijn ten gunste van afgestudeerde studenten. Eiseres had gelet op die termijn haar verzoek tot omzetting uiterlijk op 31 augustus 2015 moeten indienen. Niet in geschil is dat eiseres haar diploma niet binnen deze termijn heeft toegezonden. De toegekende prestatiebeurs is dan ook gelet op de geldende regels terecht niet omgezet in een gift.
Hardheidsclausule
5. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verweerder toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Op grond van artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 kan verweerder in bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat van studenten die studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs ontvangen mag worden verwacht dat zij zich over hun rechten en plichten goed laten informeren. Eiseres heeft een eigen verantwoordelijkheid om zich actief te laten informeren over de door haar ontvangen prestatiebeurs en de consequenties die dit voor haar als student aan een onderwijsinstelling in het buitenland heeft. Op zitting heeft verweerder aangegeven dat in ieder geval vanaf 2005 op de website van DUO staat vermeld dat als een diploma in het buitenland wordt behaald dit diploma opgestuurd moet worden naar DUO. Hierbij stond weliswaar geen exacte termijn, maar er stond wel dat dit zo snel mogelijk moest gebeuren. Deze informatie was te vinden op het openbare gedeelte van de website, het was dus niet nodig om in te loggen of toegang te hebben tot het MijnDuo portaal. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Daar komt bij dat, hoewel de wet spreekt van een termijn van drie maanden, door verweerder in de praktijk met een veel ruimere termijn van vijf jaren in begunstigende zin van de termijn van drie maanden wordt afgeweken. Eiseres had dan ook ruim de tijd om zich te (laten) infomeren over haar verplichtingen. Hierbij is verder van belang dat eiseres zelf heeft aangegeven dat zij de site van DUO vanaf 2013 heeft geraadpleegd om informatie te verkrijgen over het aanpassen van het bedrag dat per maand moest worden terugbetaald. Op dat moment was de termijn die verweerder hanteert nog niet verstreken en had zij feitelijk toegang tot informatie over de verplichting een afschrift van het diploma te verstrekken. Dat eiseres deze informatie desondanks mogelijk niet gezien heeft of niet op de juiste waarde heeft geschat, dient voor haar rekening en risico te blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van een zo bijzonder geval dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen. De rechtbank merkt hierbij nog op dat het niet zo is dat de volledige studieschuld van eiseres van ruim € 60.000,- zou zijn omgezet in een gift als zij wel tijdig haar diploma had opgestuurd. Het gaat maar om een relatief klein percentage van dat bedrag. Voor zover eiseres heeft willen stellen dat de uitkomst van het bestreden besluit onevenwichtig is en daarom in strijd met het evenredigheidsbeginsel, bestaat gelet op het voorgaande evenmin aanleiding deze stelling te volgen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 5.9, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)