In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en gesloten plaatsing van een 13-jarige minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat van een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige, wat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk maakt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregel, omdat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt belemmerd door haar huidige situatie.
De kinderrechter heeft eerder op 29 juli 2024 een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken en een spoedmachtiging verleend voor gesloten jeugdhulp. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 augustus 2024 zijn de zorgen over [minderjarige] verder toegelicht. Het blijkt dat zij in contact is gekomen met onbekende mannen en jongens via social media, wat heeft geleid tot risicovolle situaties. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel in een gesloten accommodatie verblijft en dat het noodzakelijk is dat zij daar blijft om haar veiligheid te waarborgen.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling benadrukt dat [minderjarige] bescherming en begeleiding nodig heeft om te leren omgaan met haar kwetsbaarheid en om goede keuzes te maken. De beslissing om de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlengen is genomen met het oog op de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking toegelicht aan [minderjarige] in een persoonlijke brief, waarin ook haar recht op hulp en begeleiding wordt benadrukt. De beschikking is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.