In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan eiser de maatregel van bewaring was opgelegd. Eiser, een Poolse nationaliteit hebbende, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak op 25 september 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 14 september 2024 is overgenomen na een strafrechtelijke heenzending, maar dat er fouten in het proces-verbaal zijn gemaakt, wat leidt tot een gebrek in het voortraject. Echter, de rechtbank oordeelt dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van de verweerder uitvalt, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat zijn belangen zijn geschaad. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure. Eiser heeft ook geen lichter middel kunnen onderbouwen, en de rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. Wel wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750, vanwege het geconstateerde gebrek in het voortraject.