ECLI:NL:RBDHA:2024:158
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 31 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang bestaat, aangezien eiser op 9 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en zijn gemachtigde, mr. F.S. Boedhoe, heeft aangegeven dat hij sindsdien niets meer van eiser heeft vernomen.
De rechtbank overweegt dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. In dit geval heeft de gemachtigde van eiser geen contact kunnen leggen met eiser, wat de rechtbank doet concluderen dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in asielprocedures en de gevolgen van het vertrek van een asielzoeker zonder kennisgeving aan de autoriteiten. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten, en de rechtbank doet uitspraak zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak.