ECLI:NL:RBDHA:2024:15837
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en terugkeerbesluit na vrijwillig vertrek naar Moldavië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 5 juli 2024 een asielaanvraag ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 5 juli 2024 werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 behandeld, maar eiser is zonder bericht niet verschenen. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser op 10 september 2024 met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) naar Moldavië is vertrokken. Eiser heeft een vertrekverklaring ondertekend waarin hij verklaart Nederland vrijwillig te verlaten en instemt met het beëindigen van openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning asiel.
De rechtbank heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Gezien de vertrekverklaring en het feit dat eiser vrijwillig naar Moldavië is vertrokken, concludeert de rechtbank dat eiser geen aanspraak meer wenst te maken op een verblijfsvergunning asiel. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag.
Daarnaast heeft eiser ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod ontvangen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel eiser met de vertrekverklaring niet heeft ingestemd met het beëindigen van het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, hij Nederland vrijwillig heeft verlaten. Hierdoor is het terugkeerbesluit uitgewerkt. Eiser heeft geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, waardoor het beroep ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft beslist dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.