ECLI:NL:RBDHA:2024:15850
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor vijf personen. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft geoordeeld dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, in gebreke is gebleven. Eiser had zijn aanvraag op 29 september 2023 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 28 maart 2024 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiser op 4 april 2024 rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en op 24 mei 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens is vastgesteld dat verweerder aan eiser € 1.442 aan verbeurde bestuurlijke dwangsommen moet betalen.
De rechtbank heeft verder verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 en moet het door eiser betaalde griffierecht van € 187 vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp op 30 september 2024, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.