2.1.Het door eiser ingesteld beroep tegen het besluit van 11 november 2021 is bij uitspraak van 28 april 2022door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft deze uitspraak op 2 juni 2023 bevestigd. Hiermee is de intrekking van de eerder verleende asielvergunning onherroepelijk geworden.
3. Opvolgend, op 19 februari 2024, heeft eiser een aanvraag ingediend om met toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen. Met het besluit van 16 april 2024 heeft de minister de aanvraag afgewezen. Op 17 april 2024 heeft eiser bezwaar ingediend. Hierop is nog niet beslist.
4. Eiser heeft op 1 augustus 2024 de onderhavige (opvolgende) asielaanvraag ingediend. Eiser heeft in het formulier M35-0 vermeld dat hij opnieuw asiel aanvraagt vanwege de machtsovername door de Taliban in Afghanistan, omdat hij is verwesterd en afstand heeft gedaan van zijn geloof en vanwege problemen wegens zijn Tadzjiekse afkomst.
5. De minister heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat er sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen relevante nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd. Het staat in rechte vast dat eiser een gevaar voor de openbare orde is, evenals dat eiser niet of niet op oprechte wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten. Dat eiser nadien geen antecedenten heeft vermeld of geen strafbare feiten heeft gepleegd is onvoldoende om te spreken van een positieve gedragsverandering.
6. Eiser heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat de minister had moeten onderzoeken of de persoonlijke gedragingen van eiser leiden tot de conclusie dat hij een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Verder stelt eiser dat de machtsovername door de Taliban op
15 augustus 2021 een relevant nieuw feit voor hem is. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd dat de veiligheidssituatie in Afghanistan de terugkeer van eiser niet onverantwoord maakt en de minister had het risico op strijdige behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM moeten onderzoeken. Ook voert eiser aan dat hij ten onrechte niet gehoord is en zo niet in de gelegenheid is gesteld om nieuwe elementen of bevindingen verder toe te lichten.
Is er sprake van nieuwe elementen of bevindingen?
7. De rechtbank is met de minister van oordeel dat eiser aan zijn opvolgende aanvraag geen relevante nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van de aanvraag. De situatie in Afghanistan betreft geen nieuwe informatie, omdat deze ten tijde van de intrekkingsprocedure al bekend was. Voor wat betreft de overig aangevoerde elementen en de vraag of op grond daarvan sprake is van een schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer, heeft de minister zich, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2023, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook de overige aangevoerde elementen niet maken dat sprake is van schending van dit artikel, omdat eiser momenteel niet bedreigd wordt met gedwongen uitzetting. Met de uitspraak van de Afdeling op 2 juni 2023 is al in rechte vast komen te staan dat eiser in verband met ernstige openbare orde aspecten geen recht heeft op een asielvergunning, maar dat hij bij terugkeer naar Afghanistan wel een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM. Omdat dit risico al is aangenomen is er daarom geen sprake van een relevante wijziging.