Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiseres
[naam kind], V-nummer: [nummer]
[naam kind], V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. C.H. van den Berg),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvraag is op 30 augustus 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 9 september 2023 in gebreke gesteld en op 9 oktober 2023 het beroep ingesteld, dat door de rechtbank als tijdig wordt beschouwd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren, de verbeurde dwangsommen vast te stellen en de staatssecretaris op te dragen binnen vier weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, waardoor de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, door de staatssecretaris vergoed moeten worden. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.