Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1] , eiseres,
en de minderjarige kinderen:
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie of gezinslid bij [naam 7]’. Tevens wordt het beroep van de minderjarige kinderen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een mvv in het kader van nareis behandeld. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen bij besluiten van 15 december 2022 afgewezen, en het bestreden besluit van 17 juni 2024 bevestigt deze afwijzing. De rechtbank heeft op 17 september 2024 de zaak behandeld, waarbij de referent, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met de referent, en dat er geen gezinsleven kan worden aangenomen in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De referent heeft in het verleden meerdere relaties gehad en heeft in 2018 bewust gekozen om naar Nederland te reizen in het kader van nareis bij zijn ex-echtgenote en hun kind, in plaats van bij de kinderen die hij met eiseres en andere vrouwen heeft. De rechtbank oordeelt dat de minister ook de aanvragen van de kinderen terecht heeft afgewezen, omdat hun identiteit en familierechtelijke relatie met de referent niet met echte documenten zijn aangetoond.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.