ECLI:NL:RBDHA:2024:15978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.28442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging en nareis

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie of gezinslid bij [naam 7]’. Tevens wordt het beroep van de minderjarige kinderen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een mvv in het kader van nareis behandeld. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen bij besluiten van 15 december 2022 afgewezen, en het bestreden besluit van 17 juni 2024 bevestigt deze afwijzing. De rechtbank heeft op 17 september 2024 de zaak behandeld, waarbij de referent, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met de referent, en dat er geen gezinsleven kan worden aangenomen in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De referent heeft in het verleden meerdere relaties gehad en heeft in 2018 bewust gekozen om naar Nederland te reizen in het kader van nareis bij zijn ex-echtgenote en hun kind, in plaats van bij de kinderen die hij met eiseres en andere vrouwen heeft. De rechtbank oordeelt dat de minister ook de aanvragen van de kinderen terecht heeft afgewezen, omdat hun identiteit en familierechtelijke relatie met de referent niet met echte documenten zijn aangetoond.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres,

geboren op [geboortedatum 1] ,
V-nummer: [nummer 1] ,
en de minderjarige kinderen:
[naam 2],
geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [nummer 2] ,
[naam 3],
geboren op [geboortedatum 3] ,
V-nummer: [nummer 3] ,
[naam 4],
geboren op [geboortedatum 4] ,
V-nummer: [nummer 4] ,
[naam 5],
geboren op [geboortedatum 5] ,
V-nummer: [nummer 5] ,
[naam 6],
geboren op [geboortedatum 6] ,
V-nummer: [nummer 6] ,
allen van Eritrese nationaliteit,
tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. K. Nuninga).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie of gezinslid bij [naam 7] ’ (referent) en het beroep van de kinderen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een mvv in het kader van nareis.
De minister heeft deze aanvragen bij besluiten van 15 december 2022 (de primaire besluiten) afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 juni 2024 op het bezwaar van eisers is de minister bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of de minister de aanvragen van eisers terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eisers ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. Eisers beogen verblijf in Nederland bij referent. Referent is in 2018 in het kader van nareis naar Nederland gekomen. Na de scheiding van zijn toenmalige echtgenote heeft eiser zelfstandig een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is op 17 juni 2021 ingewilligd. Referent heeft vervolgens op 16 september 2021 namens eisers een aanvraag om afgifte van een mvv ingediend. De minister heeft deze aanvragen op 15 december 2022 afgewezen omdat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. De minister stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Referent heeft aangegeven eiseres in 2015 te hebben leren kennen, in 2016 6 á 7 maanden met haar te hebben samengewoond en na haar vertrek naar Oeganda vanwege haar zwangerschap haar daar te hebben bezocht en af en toe bij haar te hebben verbleven. In 2018 is eiser echter op grond van gezinshereniging naar Nederland gekomen om zich te herenigen met zijn (inmiddels ex-) echtgenote [naam 8] en zijn kind [naam 9] . Met [naam 10] zou hij in 2012 getrouwd zijn. Samen hebben zij in 2014 een kind gekregen. Referent heeft tijdens zijn nareisprocedure verklaard lange tijd met hen als gezin te hebben samengewoond in Khartoum en in 2018 een bewuste keuze te hebben gemaakt om met zijn toenmalige echtgenote een leven op te bouwen in Nederland. Bovendien constateert de minister dat referent ten tijde van zijn gestelde relatie met eiseres en naast zijn huwelijk ook nog een liefdesrelatie onderhield met [naam 11] met wie hij stelt in die periode ouders van [naam 5] te zijn geworden. Met [naam 12] zou referent in 2013 ook dochter [naam 13] hebben gekregen. Daarnaast merkt de minister op dat referent tijdens de nareisprocedure in 2018 nimmer zijn gestelde relatie met eiseres heeft benoemd, noch gesproken heeft over het kind dat hij met haar heeft gekregen, [naam 4] . Uit deze relatie zou in 2019 dochter [naam 14] zijn geboren. Dit alles brengt de minister tot de conclusie dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent waardoor er geen gezinsleven kan worden aangenomen in de zin van artikel 8 van het EVRM.
4.1.
Ten aanzien van de aanvraag van [naam 15] heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een feitelijke gezinsband tussen haar en referent. Dit omdat referent niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een relatie met de moeder van [naam 15] ( [naam 16] ) had toen zij werd verwekt en geboren. Referent was in die tijd gehuwd met [naam 8] en heeft verklaard met de moeder van [naam 15] slechts een kortstondige relatie van twee maanden te hebben gehad. Nadat zij zwanger was geraakt is de moeder van [naam 15] teruggekeerd naar Eritrea en was er alleen af en toe telefonisch contact over [naam 15] . [naam 15] is derhalve niet geboren uit een relatie die met een huwelijk gelijk te stellen is waardoor er niet direct sprake is van een gezinsband. Ook wordt er door referent nauwelijks invulling gegeven aan de relatie tussen ouder en kind. Referent heeft niet aangetoond dat hij betrokken is of is geweest bij de zorg en opvoeding. Hij zou geld gestuurd hebben maar kan dit niet aantonen. Ook zou hij af en toe contact met haar hebben maar ook dit kan hij niet aantonen. Daarnaast heeft referent tijdens de nareisprocedure (2018) nooit over [naam 15] gesproken. Het bestaan van een feitelijke gezinsband met [naam 15] acht de minister dan ook niet aannemelijk gemaakt.
4.2.
Ten aanzien van de overige kinderen stelt de minister zich op het standpunt dat de identiteit van deze kinderen en de familierechtelijke relatie van referent met deze kinderen niet met echte documenten is aangetoond. Bij de beoordeling weegt de minister in het nadeel van referent mee dat hij bewijsstukken heeft ingebracht die na onderzoek door Bureau Documenten deels vals en deels hoogstwaarschijnlijk niet echt zijn bevonden. Daarbij constateert de minister dat de feitelijk gezinsband met de kinderen reeds is verbroken op het moment dat referent er in 2018 vrijwillig voor koos om naar Nederland te reizen in het kader van nareis bij zijn echtgenote, in plaats van bij de kinderen te blijven die hij buiten zijn huwelijk bij eiseres en de beide andere vrouwen zou hebben verwekt. Uit de verklaringen van referent is ook niet gebleken dat er voldoende invulling is gegeven aan de feitelijke gezinsband. Onduidelijk is of en wanneer referent precies met hen heeft samengewoond en de gestelde financiële ondersteuning is niet aangetoond. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat referent een rol heeft gehad in de verzorging of opvoeding van de kinderen. Nu deze kinderen primair werden en worden verzorgd door hun biologische moeders acht de minister inwilliging niet in het belang van de kinderen. Nu de kinderen door hun biologische moeder worden verzorgd, kent de minister bovendien veel gewicht toe aan de toestemmingsverklaringen. Van eiseres is geen verklaring overgelegd terwijl van [naam 12] niet kan worden vastgesteld of zij de moeder van de kinderen ( [naam 13] en [naam 17] ) van referent is en, omdat zij haar identiteitskaart niet heeft ondertekend, valt evenmin vast te stellen of zij diegene is die de toestemmingsverklaring heeft ondertekend.
5. Eisers zijn op 10 januari 2023 tegen de afwijzing in bezwaar gegaan. Het bezwaar is toegelicht in een hoorzitting op 10 juni 2024. Vervolgens heeft de minister het bezwaar met het bestreden besluit van 17 juni 2024 ongegrond verklaard.
Wat vinden eisers in beroep?
6. Eisers stellen zich op het standpunt dat zij hun duurzame en exclusieve dan wel hun familierelatie en gezinsband met referent wel aannemelijk hebben gemaakt. Bovendien noopt artikel 8 van het EVRM tot het toestaan van de verzochte gezinshereniging. Eiseres en referent hebben in Kampala samengewoond. Hun relatie bestond al tijdens het huwelijk van referent, om welke reden zij niet met hun relatie te koop liepen. Inmiddels is de relatie exclusief. De overgelegde foto’s onderschrijven hun duurzame en exclusieve liefdesrelatie. Eisers meenden dat de door hen overgelegde documenten authentiek waren. De drie doopaktes die vals zijn bevonden zijn niet afkomstig van een officiële overheidsinstantie maar van een kerk. Eisers vragen zich af hoe Bureau Documenten bekend kan zijn met de verschijningsvorm van deze documenten. Misschien zijn er geen vaste verschijningsvormen voor deze documenten. Eisers zouden de onderliggende stukken van het authenticiteitsonderzoek overgelegd willen zien zodat zij daarop kunnen reageren. Voorts achten eisers van belang dat referent tijdens het nader gehoor in zijn asielprocedure (2021), anders dan in de nareisprocedure (2018), wel alle kinderen heeft genoemd. Mocht de minister desondanks de duurzame en exclusieve relatie van eiseres met referent en de gezinsband met de kinderen niet aannemelijk achten, zou het horen van de moeders en een DNA-onderzoek in de rede liggen aangezien eisers in bewijsnood verkeren. Zeker gezien het feit dat eisers zich thans illegaal in Oeganda bevinden waardoor het voor hen moeilijk is om nadere officiële documenten te verkrijgen. Eisers hebben kopieën van de registratiebewijzen van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) overgelegd. De minister zou navraag bij de UNHCR kunnen doen. Ook is eiseres naar aanleiding van de aanvraag ten onrechte niet door de minister gehoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Duurzame en exclusieve relatie
7. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen haar en referent in de zin van paragraaf B7/3.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De rechtbank is het met de minister eens dat eiseres daar niet in is geslaagd.
7.1.
Zoals door de minister is aangegeven, had referent een verhouding met eiseres naast zijn huwelijk met [naam 8] en heeft hij er in 2018 bewust voor gekozen eiseres achter te laten en naar Nederland te komen in het kader van nareis om het gezinsleven met [naam 8] en hun kind ( [naam 9] ) hier in Nederland voort te zetten. Ook kan de minister gevolgd worden in zijn standpunt dat de relatie van eiseres met referent ook voor zijn afreizen naar Nederland niet exclusief was omdat hij gehuwd was met [naam 8] en destijds ook contact met andere vrouwen onderhield ( [naam 12] ). Dat eiseres en referent thans een duurzame en exclusieve relatie onderhouden, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aangetoond nu de minister terecht stelt dat de in dat kader overgelegde foto’s daartoe onvoldoende zijn. De rechtbank is van oordeel dat de minister eiseres niet de gelegenheid heeft hoeven te bieden om gehoord te worden nu dat geen nieuw licht op de zaak zou kunnen werpen.
Nareis kinderen
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister ook de aanvragen van de kinderen mogen afwijzen nu hun identiteit noch hun familierechtelijke betrekking met referent is aangetoond met documenten die als echt en inhoudelijk juist kunnen worden aangemerkt. Daarnaast heeft referent evenmin met behulp van verklaringen aannemelijk gemaakt dat er op het moment van zijn inreis in Nederland (2018), ingevolge artikel 29, lid 2, van de Vreemdelingenwet 2000 het peilmoment voor de vaststelling van familie- of gezinsleven, sprake was van familie- dan wel gezinsleven. Daarbij heeft referent, zoals de minister terecht stelt, er in 2018 bewust voor gekozen om zijn echtgenote en hun kind achterna te reizen en invulling te geven aan de feitelijke gezinsband met hen in Nederland.
Documenten
9. Op hetgeen door eisers in de gronden van bezwaar naar voren is gebracht ten aanzien van de ingebrachte documenten is door de minister uitgebreid gereageerd in het bestreden besluit. Eisers hebben in beroep niet aangegeven op welke punten deze reactie tekortschiet. Mochten eisers zich niet kunnen vinden in de beoordeling van de documenten door Bureau Documenten staat het hen vrij om een contra-expertise te laten uitvoeren door een andere instantie.
Horen moeders en DNA-onderzoek
10. Ook deze grond is in het bestreden besluit uitgebreid aan de orde gekomen en ook hier is door eisers in de gronden van beroep niet op gereageerd. Nu niet is komen vast te staan wie de biologische moeders van de kinderen zijn, heeft de minister geen aanleiding hoeven zien om hen te interviewen. Daarbij merkt de minister niet ten onrechte op dat ten aanzien van de kinderen die zijn geboren in Oeganda, waar zij als vluchteling verblijven, van hun moeders verwacht mag worden dat zij zich tot de autoriteiten wenden om documenten te verkrijgen. Nu referent niet aannemelijk heeft gemaakt op enig moment familie- of gezinsleven met de kinderen te hebben uitgeoefend, heeft de minister ook mogen overwegen dat het niet in het belang van de kinderen is om hun moeders te verlaten en heeft de minister ook om die reden van het aanbieden van DNA-onderzoek mogen afzien.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.