ECLI:NL:RBDHA:2024:15987
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige geaardheid en onvoldoende onderbouwing van problemen in land van herkomst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 24 maart 2022 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel, kreeg op 9 januari 2024 een afwijzing van de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 6 februari 2024 beroep ingesteld, waarbij hij zijn gronden op 5 maart en 22 juli 2024 heeft aangevuld. De rechtbank heeft de zaak op 2 augustus 2024 behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft gesteld dat hij biseksueel is en daardoor niet veilig is in zijn land van herkomst. De minister heeft echter de geaardheid van eiser ongeloofwaardig geacht, omdat zijn verklaringen summier en niet authentiek waren. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de relevante elementen van de Werkinstructie 2019/17 en dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden is gedaan. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn geaardheid en de daarmee samenhangende problemen in zijn land van herkomst aannemelijk te maken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen verblijfsvergunning krijgt en Nederland moet verlaten. De rechtbank wijst ook de vergoeding van proceskosten af.