ECLI:NL:RBDHA:2024:1604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
23_3157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een huishoudelijke hulp, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd op basis van het oordeel dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres had zich op 2 december 2020 ziekgemeld en had op 8 september 2022 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. De verzekeringsarts had haar medisch onderzocht en vastgesteld dat zij beperkingen had, maar dat deze niet zodanig waren dat zij recht had op een uitkering. Eiseres voerde aan dat haar klachten, waaronder het syndroom van Tietze en fibromyalgie, haar belemmerden in het uitvoeren van de geduide functies. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies en dat verweerder terecht de WIA-uitkering had geweigerd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

Bij besluit van 18 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 30 november 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 22 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres heeft zich op 2 december 2020 ziekgemeld voor haar werkzaamheden als huishoudelijke hulp gedurende gemiddeld 21,29 uur per week bij [bedrijfsnaam] B.V.
2. Op 8 september 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een WIA-uitkering. In verband met deze aanvraag heeft de verzekeringsarts onderzoek gedaan. Daarbij heeft deze arts eiseres medisch onderzocht en heeft zij kennis genomen van de voorhanden informatie van de bedrijfsarts, de reumatoloog en de HSK-groep. In haar rapport heeft de verzekeringsarts vermeld dat op de voorgrond staat de pijnklachten aan het borstbeen en de ribben rechts op basis van het syndroom van Tietze. Eiseres heeft hiervoor medicatie en doet thuis oefeningen. Er is geen verdere behandeling gaande. Daarnaast is sprake van een chronisch pijnsyndroom/fibromyalgie. Op grond van deze aandoeningen is eiseres beperkt ten aanzien van fysieke belastingen. Daarbij gaat het met name om tillen/dragen, duwen/trekken, roteren, gebogen actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn, langdurig zitten en staan. Ook kan zij geen beschermende middelen dragen. Verder heeft eiseres behandeling ondergaan voor haar psychische problematiek. Deze behandeling is inmiddels afgerond. Bij onderzoek is geen sprake van een psychische decompensatietoestand of ernstig invaliderende psychopathologie. De voornaamste beperking is nog de beperkte actieradius, waarbij eiseres last krijgt van paniekaanvallen indien zij buiten de eigen regio zelfstandig auto rijdt. Tot slot is er volgens de verzekeringsarts geen indicatie voor een urenbeperking, mits de werkzaamheden passend zijn. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de FML drie functies geduid, te weten de functies receptionist (sbc-code: 315120), administratief ondersteunend medewerker (sbc-code: 315100) en parking host (sbc-code: 261011). Eiseres wordt voor deze functies met inachtneming van haar beperkingen geschikt geacht. Met deze functies kan eiseres volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen haar maatmanloon een verlies aan verdiencapaciteit oplevert van 11,35%. Als reservefuncties zijn geduid de functies productiemedewerker confectie, kleermaken (sbc-code: 272042) en telefonist, medewerker callcenter (sbc-code: 315174).
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 30 november 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5. Naar aanleiding van het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) dossieronderzoek verricht en kennis genomen van de bij het bezwaarschrift aangeleverde medische informatie van de reumatoloog en de eindrapportage van multidisciplinaire revalidatie. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport vermeld dat de informatie van de reumatoloog al is betrokken in de primaire beoordeling en dat daaruit blijkt dat bij aanvullend onderzoek geen specifieke reumatische afwijkingen zijn gevonden. Bij lichamelijk onderzoek zijn tenderpoints, enige instabiliteit van de pols en enige scheefstand geconstateerd, maar geen tekenen van artritis en beperkingen. Uit de eindrapportage van het revalidatieprogramma blijkt dat herstelbelemmerende factoren zijn weggenomen en dat een toename van het activiteitenniveau is gerealiseerd. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat de primaire verzekeringsarts in de FML voldoende rekening heeft gehouden met de al jaren bestaande klachten en de hieruit voortkomen beperkingen.
6. De arbeidskundige b&b heeft eiseres onverminderd geschikt geacht voor de functies die door de arbeidskundige zijn geduid.
7. Het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Aan dat besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
8. Eiseres voert aan dat zij het syndroom van Tietze en fibromyalgie heeft en dat het syndroom van Tietze ervoor zorgt dat zij constant pijn heeft. Het kraakbeen tussen al haar ribben en de aanhechtingen van haar gehele borstbeen zijn ontstoken waardoor dit een constante brandende zeurende pijn geeft en bewegen ook pijnlijk is. Daarnaast heeft zij hoge sensitisatie gekregen waardoor aanraking op haar huid als zeer pijnlijk wordt ervaren. Door haar klachten kan zij de functies waarvoor zij door de arbeidsdeskundige geschikt wordt geacht niet verrichten. Haar adem wordt haar namelijk ontnomen door een gebogen houding. Verder heeft eiseres gesteld dat ondanks de medicijnen, zij de hele dag en vaak ook ’s nachts pijn heeft. Dit vreet energie, maakt haar suf en zorgt voor een slechte concentratie. Eiseres hoopt in de toekomst weer te kunnen gaan werken, maar dat zal volgens haar niet meer zijn dan 3 uur per week of in het gunstigste geval 8 uur per week.
9.1.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat verweerder in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen van een verzekeringsarts. Dit is anders wanneer het medisch onderzoek van de verzekeringsarts niet zorgvuldig of niet volledig is geweest, inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont, dan wel wanneer het resultaat van het onderzoek gemotiveerd wordt betwist aan de hand van andere medische rapportages.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid is uitgevoerd. Eiseres is medisch onderzocht door de verzekeringsarts en deze arts had de beschikking over informatie van de behandelend artsen. Ook is kennis genomen van de aan eiseres voorgeschreven medicatie. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b dossieronderzoek verricht en de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de reumatoloog en het revalidatieprogramma bij zijn oordeel betrokken.
9.3.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen reden is te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het syndroom van Tietze en fibromyalgie heeft. De klachten die hiermee samenhangen zijn door de verzekeringsartsen beoordeeld en hebben geleid tot het aannemen van beperkingen in de FML. De rechtbank heeft geen grond om te concluderen dat eiseres met de aangenomen beperkingen te kort is gedaan. Ook is er geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen, nu hiervoor in medische stukken geen medische onderbouwing is te vinden. Eiseres heeft in beroep nog informatie van de behandelend artsen overgelegd, maar deze informatie geeft de rechtbank geen reden om tot een ander oordeel te komen. Deze informatie is namelijk dezelfde informatie die eiseres in bezwaar heeft overgelegd en deze informatie is door de verzekeringsarts b&b beoordeeld.
9.4.
De omstandigheid dat eiseres meer klachten ervaart, kan voor de rechtbank niet leiden tot twijfel aan de medische beoordeling. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Voor verdergaande beperkingen dan door de verzekeringsartsen zijn aangenomen heeft de rechtbank geen medisch objectieve onderbouwing gevonden.
9.5.
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarom terecht geconcludeerd dat de geduide functies voor eiseres geschikt zijn. Met deze functies is eiseres in staat meer dan 65% van het voor haar geldende maatmanloon te verdienen.
10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht en op goede gronden geweigerd heeft aan eiseres een WIA-uitkering per 30 november 2022 toe te kennen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.