ECLI:NL:RBDHA:2024:16056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.22200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag en het terugkeerbesluit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 20 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft deze aanvraag op 29 april 2024 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 behandeld in Breda, maar eiser is zonder bericht niet verschenen.

De rechtbank onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroep. Verweerder heeft op 12 augustus 2024 een vertrekverklaring overgelegd, waaruit blijkt dat eiser op 12 juli 2024 met hulp van de IOM Nederland naar de Russische Federatie is vertrokken. Eiser heeft verklaard Nederland vrijwillig te verlaten en dat hij instemt met het beëindigen van openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag, waardoor het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk is.

Daarnaast heeft eiser ook een terugkeerbesluit ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de vertrekverklaring niet van toepassing is op procedures tegen het terugkeerbesluit. Eiser heeft Nederland vrijwillig verlaten, waardoor het terugkeerbesluit is uitgewerkt. Eiser heeft echter geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit, waardoor het beroep in dat opzicht ongegrond is.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen de afwijzing van de asielaanvraag en ongegrond voor zover het gericht is tegen het terugkeerbesluit. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks op 2 oktober 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22200

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 20 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 april 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. De gemachtigde van eiser heeft zich afgemeld voor de zitting. Eiser is zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt eerst de ontvankelijkheid van het beroep.
4. Verweerder heeft op 12 augustus 2024 een vertrekverklaring overgelegd, waaruit blijkt dat eiser op 12 juli 2024 met hulp van de IOM [1] Nederland naar de Russische Federatie is vertrokken. De verklaring is ondertekend door eiser. Daarmee verklaart hij dat hij Nederland vrijwillig verlaat en dat hij ermee instemt dat nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden beëindigd.
5. Het beroep is naar aanleiding van de vertrekverklaring niet ingetrokken. De rechtbank leidt uit de vertrekverklaring, in combinatie met het feit dat eiser vrijwillig naar de Russische Federatie is vertrokken, af dat eiser geen aanspraak meer wenst te maken op een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
6. Eiser heeft met het bestreden besluit ook een terugkeerbesluit gekregen. In de vertrekverklaring is uitdrukkelijk vermeld dat procedures tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod zijn uitgezonderd van de verklaring. Eiser heeft dus met de vertrekverklaring niet ingestemd met het beëindigen van het beroep tegen het terugkeerbesluit. Eiser heeft Nederland echter wel vrijwillig verlaten. Daarmee is het terugkeerbesluit uitgewerkt. Aangenomen al dat eiser desondanks nog procesbelang heeft bij zijn beroep tegen het terugkeerbesluit, geldt dat eiser geen zelfstandige beroepsgronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit, zodat er geen grond bestaat voor het oordeel dat verweerder ten onrechte tegen eiser een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd. Het beroep is in zoverre ongegrond.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van eisers asielaanvraag. Het beroep is ongegrond voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag;
 verklaart het beroep ongegrond voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 2 oktober 2024, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Internationale Organisatie voor Migratie