ECLI:NL:RBDHA:2024:16056
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag en het terugkeerbesluit
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 20 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft deze aanvraag op 29 april 2024 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 behandeld in Breda, maar eiser is zonder bericht niet verschenen.
De rechtbank onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroep. Verweerder heeft op 12 augustus 2024 een vertrekverklaring overgelegd, waaruit blijkt dat eiser op 12 juli 2024 met hulp van de IOM Nederland naar de Russische Federatie is vertrokken. Eiser heeft verklaard Nederland vrijwillig te verlaten en dat hij instemt met het beëindigen van openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag, waardoor het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk is.
Daarnaast heeft eiser ook een terugkeerbesluit ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de vertrekverklaring niet van toepassing is op procedures tegen het terugkeerbesluit. Eiser heeft Nederland vrijwillig verlaten, waardoor het terugkeerbesluit is uitgewerkt. Eiser heeft echter geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit, waardoor het beroep in dat opzicht ongegrond is.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen de afwijzing van de asielaanvraag en ongegrond voor zover het gericht is tegen het terugkeerbesluit. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks op 2 oktober 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.