ECLI:NL:RBDHA:2024:16135
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië
Op 8 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij verzoeker, van Turkse nationaliteit, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had op 27 augustus 2024 besloten de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij aan Kroatië wordt overgedragen voordat op zijn beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft overwogen dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 augustus 2024 een zaak heeft behandeld waarin de toegang tot en kwaliteit van opvangvoorzieningen in Kroatië aan de orde zijn gekomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de antwoorden van de minister op vragen over de opvangvoorzieningen in Kroatië van belang zijn voor de beoordeling van het beroep van verzoeker. Gezien de omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.