ECLI:NL:RBDHA:2024:16185
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en ingebrekestelling in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft eiseres op 12 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, die op 25 februari 2023 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft uitspraak gedaan op 2 oktober 2024, buiten zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres had een ingebrekestelling gedaan, maar de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
De rechtbank heeft verder onderzocht of de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling moest worden genomen op basis van de Dublinverordening. De beslistermijn voor de asielaanvraag begon op 18 oktober 2023, de datum waarop de uiterste overdrachtstermijn was verstreken. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn op 18 april 2024 zou eindigen, maar dat deze met negen maanden was verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3. Hierdoor eindigt de beslistermijn op 18 januari 2025. Echter, de maximale termijn van 21 maanden na indiening van de asielaanvraag mag niet worden overschreden, wat betekent dat de beslistermijn eerder eindigt op 25 november 2024.
Aangezien de ingebrekestelling van eiseres plaatsvond voordat de beslistermijn was verstreken, verklaart de rechtbank het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.