In deze zaak hebben eisers op 4 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag, die op 24 augustus 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie had hen op 10 mei 2024 in gebreke gesteld, waarna op 1 juli 2024 de aanvraag werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft eisers op 8 juli 2024 de gelegenheid gegeven om te reageren op het alsnog genomen besluit, maar zij hebben geen reactie gegeven.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit van 1 juli 2024. Op 1 oktober 2024 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in een ander beroep van eisers tegen het alsnog genomen besluit, dat ongegrond werd verklaard. Hierdoor hebben eisers geen belang meer bij een aparte uitspraak over het beroep wegens niet tijdig beslissen.
De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk. Echter, eisers krijgen wel een proceskostenvergoeding van € 437,50, omdat de minister niet tijdig op hun asielaanvraag heeft beslist en zij een geldige ingebrekestelling hebben verstuurd. De minister wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.