In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 oktober 2024, wordt er beslist over een verzoek van meerdere verzoekers om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat de verzoekers in het gelijk zijn gesteld zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden. Dit is mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoekers tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op hun aanvraag van 9 augustus 2023, nadat er beroep was ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten die door de verzoekers zijn gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De kosten zijn berekend voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt voor het indienen van het beroepschrift is toegekend, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.