Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Bema B.V.,
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
(bedoeld zal zijn 2023)schriftelijk moeten laten weten of zij de arbeidsovereenkomst wel of niet wilde verlengen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft pas op 18 januari 2024 aan [naam] voorgesteld om de overeenkomst te verlengen tot 1 januari 2025. [naam] heeft dit voorstel niet aanvaard. Aldus is Bema aan [naam] verschuldigd de aanzegvergoeding van in dit geval € 4.354,83 bruto. Bema heeft dit bedrag ondanks sommatie niet aan [naam] betaald. Ofschoon [naam] het voorstel van Bema, om de arbeidsovereenkomst met ingang van 20 januari 2024 te verlengen tot 1 januari 2025, niet heeft geaccepteerd, heeft hij vanaf 20 januari 2024 nog ruim een week voor Bema gewerkt. Vervolgens heeft hij zijn arbeidsovereenkomst bij brief d.d. 30 januari 2024 opgezegd tegen 31 januari 2024. Met die brief heeft hij duidelijk willen maken dat hij niet akkoord was met het voorstel van Bema om zijn arbeidsovereenkomst te verlengen. Weliswaar was de termijn waarvoor de tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst was aangegaan al verstreken, maar doordat het verlengingsvoorstel is gedaan één dag voor het verstrijken van de looptijd van de tweede overeenkomst, heeft [naam] onvoldoende tijd gehad om voor de einddatum van het tweede contract een beslissing te nemen over dat voorstel. Het feit dat [naam] in zijn brief d.d. 30 januari 2024 aan Bema heeft geschreven:
Bij deze wil ik officieel mijn ontslag indienen met inachtneming van de opzegtermijn van één maand, kan Bema hem niet tegenwerpen. Zij heeft moeten begrijpen dat hij niet wilde verlengen, zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 19 januari 2024. Omdat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd doordat [naam] de overeenkomst heeft opgezegd, kan Bema geen beroep doen op de autoregeling. Aangezien de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 19 januari 2024, eindig per die datum ook de verplichting van Bema om loon te betalen. Nu [naam] tot en met 30 januari 2024 nog wel heeft gewerkt, is het loon tot en met die datum te betalen. Bema heeft [naam] op non-actief gesteld, dadelijk nadat hij haar zijn ontslagbrief had overhandigd. Hij heeft er niet mee ingestemd dat hij zijn vakantiedagen zou opnemen voor einde dienstverband. Voor zover de arbeidsovereenkomst tussen partijen wel zou zijn verlengd en opgezegd door [naam] , zijn de aanspraken van Bema op grond van de autoregeling in strijd met goed werkgeverschap. Daarbij is van belang dat [naam] als Accountmanager over een representatieve auto moest beschikken. Het gebruik van de leaseauto was een verplichting op grond van de arbeidsovereenkomst. Van belang is verder dat Bema de aanzegging te laat heeft gedaan en voorts, dat het leasecontract een veel langere looptijd kent dan de (verlengde) arbeidsovereenkomst van [naam] . Verder is de autoregeling in strijd met de wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden.
Werkgever zegt hierbij reeds aan dat deze arbeidsovereenkomst niet zal worden voortgezet na het van rechtswege eindigen daarvan op 20 januari 2024. Deze mededeling geldt als een aanzegging in de zin van artikel 7:668 BW. Bema heeft [naam] op 1 december 2023 mondeling voorgesteld om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te verlengen tot en met 31 december 2024, waarbij moest gelden dat [naam] in 2024 een omzet moest behalen ad minimaal € 300.000,= bij nieuwe klanten/bij bestaande klanten met een uitbreiding van het assortiment. [naam] heeft dit voorstel niet aanvaard, noch expliciet afgewezen. Bema heeft [naam] op 18 januari 2024 schriftelijk aangeboden om de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 20 januari 2024 te verlengen tot 1 januari 2025. In de daartoe opgestelde concept-akte is wederom bij voorbaat de aanzegging gedaan in de zin van artikel 7:668 BW. [naam] is ook na 19 januari 2024 voor Bema blijven werken, tot hij Bema op 30 januari 2024 heeft laten weten dat hij ander werk had. Op die datum heeft hij Bema het volgende geschreven:
Met deze brief informeer ik je dat ik mijn arbeidsovereenkomst met Bema B.V. wens te beëindigen per 31 januari 2024. Bij deze wil ik officieel mijn ontslag indienen met inachtneming van de opzegtermijn van één maand. (…)Bij brief van dezelfde datum heeft Bema het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2024 aan [naam] bevestigd. [naam] heeft vanaf 31 januari 2024 tot einde dienstverband niet meer voor Bema gewerkt.
niet zal worden voortgezet na het van rechtswege eindigen daarvan op 20 januari 2024, bleef aldus staan.
Bij deze wil ik officieel mijn ontslag indienen, leidt niet tot een ander oordeel, omdat de overeenkomst, zoals overwogen, alleen is verlengd voor de duur dat [naam] het aanbod d.d. 18 januari 2024 in beraad mocht houden en op 30 januari 2024 van rechtswege en niet door opzegging is geëindigd.