ECLI:NL:RBDHA:2024:16505

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.29847
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft op 30 september 2024 haar beroep behandeld, maar is niet verschenen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft.

De rechtbank overweegt dat de minister zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan baseren, wat inhoudt dat hij ervan uit mag gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiseres heeft aangevoerd dat haar asielaanvraag in Frankrijk nooit is afgehandeld en dat zij daar geen adequate opvang heeft gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het Franse asiel- en opvangsysteem die een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengen. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de omstandigheden in Frankrijk.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van eiseres geen aanleiding vormen om haar asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. De medische omstandigheden van eiseres zijn niet voldoende onderbouwd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat haar medische toestand verbeterd is. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29847

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
v-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister. [1]

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 juli 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, op 30 september 2024 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De minister heeft zich op zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.3.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.29848. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijg en het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen vastgelegd in de Dublinverordening. [2] Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [3] In dit geval heeft Nederland op 22 mei 2024 bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek op 4 juni 2024, op grond van artikel 18, eerste lid aanhef en onder d van de Dublinverordening, aanvaard.
Verwijzing naar de zienswijze
5. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiseres in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in het besluit ingegaan op de zienswijze van eiseres. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze, waarvan eiseres in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens haar niet juist of niet toereikend is, niet bespreken.
Beroepsgronden
6. Eiseres stelt dat de minister ten aanzien van Frankrijk ten onrechte uit gaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres voert hiertoe aan dat haar verzoek om internationale bescherming in Frankrijk nooit is afgehandeld en dat haar status in Frankrijk derhalve onduidelijk is. Ook heeft eiseres in Frankrijk geen opvang gekregen, is haar gezondheidstoestand ontoereikend voor overdracht en heeft zij nooit adequate ondersteuning ontvangen. Volgens eiseres heeft de minister met deze omstandigheden onvoldoende rekening gehouden in het bestreden besluit, terwijl de problemen in de opvangvoorziening systematisch en van dien aard zijn, dat eiseres bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM [4] en artikel 4 van het Handvest. [5]
6.1.
Eiseres stelt voorts dat er een onderzoeksplicht op de minister rust en dat hij Frankrijk om individuele garanties moet vragen om zo na te gaan of overdracht van eiseres verantwoord is en om vast te stellen dat er geen sprake is van strijd met artikel 4 van het Handvest. Dit heeft de minister volgens eiseres ten onrechte niet gedaan.
6.2.
Tot slot stelt eiseres dat de minister ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om haar asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. In dit kader is van belang dat eiseres onder behandeling is bij GGZ Drenthe in verband met suïcidaliteit en hallucinaties. Duidelijk is dat eiseres medische hulp nodig heeft en dat zij zonder deze medische hulp het risico loopt zichzelf van het leven te beroven. De omvang en ernst van deze medische toestand maakt dat zij niet kan worden overgedragen aan Frankrijk, althans dan zou eiseres daar in ieder geval eerst opnieuw over moeten worden gehoord. Onder verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, stelt eiseres dat een BMA [6] -advies gevraagd had moeten worden. [7]
Kan de minister ten aanzien van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
7. De rechtbank overweegt dat, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, de minister er in het algemeen van uit mag gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd om het voorgaande aannemelijk te maken. Alhoewel kan worden aangenomen dat er problemen zijn (geweest) met de opvang van vreemdelingen in Frankrijk, is niet gebleken dat die problemen dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht van eiseres aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. De enkele en onvoldoende onderbouwde stellingen van eiseres dat er in Frankrijk sprake is van substantiële problemen in de opvangvoorziening en dat ze tijdens haar asielprocedure ziek is geweest, zijn hiertoe onvoldoende. Voor zover eiseres meent dat er geen of ontoereikende opvang voor haar zal zijn, stelt de minister terecht dat zij hierover - als dat inderdaad zo blijkt te zijn – kan klagen bij de Franse autoriteiten. Er rustte dan ook geen plicht tot nader onderzoek op de minister en de beschikking is op deze punten afdoende gemotiveerd.
Moet de minister de asielaanvraag in behandeling nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening?
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van eiseres geen aanleiding vormen om haar asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. Dat de gestelde medische omstandigheden ernstig zijn of nog altijd voortduren is niet met medische stukken of anderszins onderbouwd en uit de ter zitting getoonde brief van 25 juni 2024 van de GGZ Drenthe volgt nu juist dat de medische gesteldheid van eiseres verbeterd is, de behandeling is afgerond, eiseres weer aan de medische staf van het AZC wordt overgedragen en de voorgeschreven medicatie kan worden afgebouwd. Nu dit ook als zodanig in de beschikking gemotiveerd is, is er geen sprake van een gebrek.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr.D.G. van den Berg, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dan wel diens ambtsvoorganger, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Bureau Medische Advisering.
7.Rechtbank Den Haag, 13 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:22216.