ECLI:NL:RBDHA:2024:16506
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In de zaak tussen een verzoekster van Marokkaanse nationaliteit en de minister van Asiel en Migratie heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-regelgeving.
De verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 30 september 2024, maar de verzoekster en haar gemachtigde waren niet verschenen, terwijl de minister zich wel liet vertegenwoordigen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening gelijktijdig behandeld met een andere zaak (NL24.29847) en heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
In de uitspraak van dezelfde dag in de andere zaak is besloten dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek van de verzoekster. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. D.G. van den Berg, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.