In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 2000, heeft op 8 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 27 februari 2024 afgewezen als ongegrond, met als argument dat de problemen die eiser ondervindt van Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiser heeft aangevoerd dat hij door Al-Shabaab is bedreigd en mishandeld, maar de rechtbank oordeelt dat de minister deze verklaringen ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft ingebracht tegen het standpunt van de minister dat hij geen reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 oktober 2024. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.