ECLI:NL:RBDHA:2024:16540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.10066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens ongeloofwaardige ronseling door Al-Shabaab

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 2000, heeft op 8 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 27 februari 2024 afgewezen als ongegrond, met als argument dat de problemen die eiser ondervindt van Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiser heeft aangevoerd dat hij door Al-Shabaab is bedreigd en mishandeld, maar de rechtbank oordeelt dat de minister deze verklaringen ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft ingebracht tegen het standpunt van de minister dat hij geen reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 oktober 2024. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10066
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de Minister van Asiel en Migratie1, (gemachtigde: mr. E. de Bonth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt dat hij de Somalische nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2000. Hij heeft op 8 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 februari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij vreest voor Al-Shabaab. Al- Shabaab heeft geprobeerd om hem te rekruteren maar hij heeft dit geweigerd. Hierom wordt
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
hij met de dood bedreigd. Ook is hij door hen mishandeld en is een vriend bij een op eiser gerichte aanslag van Al-Shabaab omgekomen. Verder heeft eiser problemen ondervonden van de familie van zijn vrouw. Zij waren tegen het huwelijk omdat hij tot een minderheidsgroepering behoort en hebben hem mishandeld. Ook heeft hij wegens zijn etniciteit te maken gehad met discriminatie: hij heeft een baan niet gekregen en ontving geen medische zorg. Ook werd hij weleens uitgescholden en vernederd op straat.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister een drietal relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met Al-Shabaab;
  • problemen vanwege het behoren tot een etnische minderheid.
6. De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser alsmede de problemen vanwege het behoren tot een etnische minderheid geloofwaardig geacht. Die problemen zijn volgens de minister echter niet zo ernstig, dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM. De problemen met Al-Shabaab heeft de minister ongeloofwaardig bevonden. Daarom is de minister tot de conclusie gekomen dat eiser geen vluchteling is en geen vergunning krijgt op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, of b, van de Vw 2000. De asielaanvraag is daarom afgewezen als ongegrond en aan eiser is een terugkeerbesluit opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank stelt vast dat eiser zich in zijn gronden van beroep richt op zijn verklaringen met betrekking tot zijn (ongeloofwaardig geachte) problemen met Al-Shabaab. Hij heeft geen gronden ingebracht tegen het standpunt van de minister dat hij geen gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM wegens het behoren tot een etnische minderheid. Ter beoordeling ligt dan ook de vraag voor of de minister de problemen van eiser met Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister zijn problemen met Al-Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij voert hiertoe ten eerste aan dat de minister hem niet langer tegenwerpt dat zijn verklaringen over de telefonische bedreigingen door Al- Shabaab niet overeenkomen met tijdslijn die hij - met behulp van de tolk - heeft gemaakt. Ten tweede bestrijdt eiser dat hij summier heeft verklaard, waarbij hij erop wijst dat hij twee keer langdurig is gehoord en de verslagen hiervan 42 pagina’s omvatten. Tijdens de gehoren heeft eiser antwoord gegeven als er werd doorgevraagd en hem is toen niet tegengeworpen dat hij summier zou hebben verklaard. Ten derde vindt eiser het onredelijk dat de minister hem tegenwerpt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de bedreiging van zijn ouders door Al-Shabaab en over de mogelijke reden voor zijn rekrutering. Hij wijst er hierbij op dat zijn verduidelijkingen in de zienswijze geen aanpassingen zijn geweest die zijn verhaal sterker maken of hem in een betere positie brengen, maar dat dit pogingen zijn geweest om het eerlijke verhaal te vertellen. Tot slot voert hij aan dat de minister hem een onredelijke bewijslast oplegt door van hem te verwachten dat hij bewijst dat zijn telefoonnummer door Al Shabaab is opgespoord via het telecombedrijf Hormuud.
9. De stelling van eiser dat hem niet langer worden tegengeworpen dat zijn verklaringen over de telefonische bedreigingen door Al-Shabaab niet overeenkomen met de
tijdlijn, volgt de rechtbank niet. In het bestreden besluit wordt immers overwogen dat de in de tijdslijn vermelde informatie wordt bevestigd door verklaringen van eiser en daarmee tegenstrijdig blijft aan andere verklaringen die hij heeft afgelegd. Ook staat in het bestreden besluit dat de tijdlijn in samenspraak met eiser is opgesteld en er door eiser achteraf geen correcties op zijn aangebracht. Hierom, zo stelt de minister in het bestreden besluit, mag verwacht worden dat eiser achter de tijdslijn staat, waardoor er gesproken kan worden over tegenstrijdige verklaringen. De stelling van eiser dat deze tegenstrijdigheid hem niet langer wordt tegengeworpen, berust dus op een verkeerde lezing van het bestreden besluit.
10. Ook het betoog van eiser dat de lange duur van zijn gehoren en de omvang van de verslagen maken dat niet gesproken kan worden van summiere verklaringen, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. De minister wijst er in dit verband in het verweerschrift niet ten onrechte op dat de enkele omstandigheid dat iemand uitgebreid is gehoord niet maakt dat zijn relaas niet als summier en oppervlakkig kan worden beschouwd. Een lang gehoor waarin veel wordt (door)gevraagd, levert immers niet per definitie ook een gedetailleerd en concreet asielrelaas op. Weliswaar heeft eiser antwoord gegeven als tijdens het gehoor werd doorgevraagd, maar die antwoorden bieden niet meer duidelijkheid.
10. Verder doet de gestelde omstandigheid dat eiser uitsluitend heeft geprobeerd een eerlijk verhaal te vertellen over de bedreiging van zijn ouders en zijn rekrutering, niet af aan de geconstateerde tegenstrijdigheden in zijn verklaringen tijdens de gehoren en in de zienswijze. De minister heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen verklaring heeft gegeven voor zijn tegenstrijdige verklaringen.
10. De stelling van eiser over de bewijslast van zijn telefoongegevens kan ten slotte, wat hier verder ook van zij, niet leiden tot een ander oordeel over de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Dit is immers slecht een klein onderdeel van de motivering van de minister dat eiser summier verklaard heeft over zijn ronseling door Al-Shabaab. Eiser heeft de rest van de motivering niet inhoudelijk betwist. Ook als eiser wordt gevolgd in zijn betoog over de bewijslast van de telefoongegevens, heeft de minister met de overgebleven punten zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser summier en ongeloofwaardig zijn.
10. De beroepsgronden van eiser slagen gelet op bovenstaande niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de door eiser gestelde problemen met Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
14. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef onder a of onder b, van de Vw 2000 en de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke – van Dort, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.