ECLI:NL:RBDHA:2024:16554
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.L.M. Steinebach - de Wit
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 7 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het besluit van 9 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Finland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep samen met een andere zaak behandeld op 27 september 2024, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank constateert dat het bestreden besluit onterecht is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar oordeelt dat dit gebrek kan worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank wijst erop dat de minister bevoegd is om besluiten te nemen namens de staatssecretaris en dat de IND medewerkers zijn die deze bevoegdheid hebben.
De rechtbank behandelt vervolgens de beroepsgronden van eiser, die aanvoert dat de minister niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan ten aanzien van Finland. Eiser stelt dat hij onder dwang zijn vingerafdrukken heeft moeten afstaan en dat hij geen toegang had tot een advocaat. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Finland een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat Finland zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat er geen structurele tekortkomingen zijn die een uitzondering op het interstatelijk vertrouwensbeginsel rechtvaardigen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.