Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
De minister van Asiel en Migratie1, (gemachtigde: mr. P. M.W. Jans).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Het beroep
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2020 Medische informatie i-Psy
gebruikelijk en aannemelijk is, dat wanneer er sprake zou zijn geweest van een gedocumenteerde poging tot zelfdoding, deze vermeld wordt in de medische voorgeschiedenis van eiseres. Dit is nergens in de medische dossiers van betrokkene het geval.”
omdat het weliswaar zal leiden tot een hoge lijdensdruk bij betrokkene; ik heb uit de voorgeschiedenis echter geen aanwijzingen dat dit tot levensbedreigende complicaties zal leiden.”
overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade”. Het aanvullend BMA-advies vermeldt uitsluitend dat er geen aanwijzingen zijn dat het uitblijven van medicatie tot levensbedreigende complicaties zal leiden. Daarmee geeft het geen inzicht of het uitblijven van medicatie zal leiden tot een medische noodsituatie vanwege een andere vorm van ernstige geestelijke schade. Volgens het aanvullend BMA-advies zal het uitblijven van medicatie leiden tot een hoge lijdensdruk. Uit het aanvullend BMA-advies blijkt echter niet dat het BMA heeft beoordeeld of deze lijdensdruk ‘ernstige geestelijke schade’ als bedoeld in paragraaf A3/7.1.3 van de Vc 2000 oplevert. In zoverre slaagt het betoog van eiseres.
De belangrijkste symptomen zijn akoestische en visuele hallucinaties, al benoemt ze dat dit is afgenomen na de behandeling bij GGZ Haaglanden. De akoestische hallucinaties worden beleefd in de vorm van stemmen, die haar ook opdrachten geven. Zo heeft ze recent haar haren afgeschoren. Eerder gaven de stemmen haar ook de opdracht zichzelf van het leven te beroven, bij ons weten is er geen TS geweest in de voorgeschiedenis. Patiënte beschrijft last te hebben van herbelevingen, wat ze 'attacks' noemt, waarbij het voelt of ze terug is in het
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 april 2024;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de minister eiseres niet mag uitzetten en haar behandelt als een vreemdeling die zich feitelijk in dezelfde situatie bevindt als bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000 tot opnieuw op het bezwaar is beslist;
- omdat de rechtbank het verzoek van eiseres om te worden vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht heeft toegewezen, hoeft de minister het griffierecht niet aan eiseres te vergoeden.
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.