ECLI:NL:RBDHA:2024:16581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
24-16097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenvergoeding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft de aanvraag op 16 november 2023 afgewezen en heeft bij het bestreden besluit van 11 april 2024 de afwijzing gehandhaafd. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juli 2024 behandeld, waarbij verzoekster en haar waarnemer aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep in de bodemzaak, zaaknummer NL24.16096. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter legt uit dat de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening ook gevolgen heeft voor de proceskosten. Verzoekster heeft recht op een vergoeding van € 875,- voor de rechtsbijstand door haar gemachtigde, aangezien deze een proceshandeling heeft verricht door het indienen van het verzoekschrift. De aanwezigheid van de waarnemer bij de mondelinge behandeling, die gelijktijdig met het beroep plaatsvond, levert geen extra vergoeding op.

De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 september 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.16097
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer], verzoekster (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

De minister van Asiel en Migratie1, (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het het besluit van 16 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 april 2024 op het bezwaar van verzoekster is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, D. van Elp als waarnemer van de gemachtigde van verzoekster, A. Jamal Abdilahi als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.16096, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
5. Gelet op de uitkomst in de bodemzaak, moet de minister verzoekster vergoeden in de proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend, die geldt als proceshandeling die voor vergoeding in aanmerking komt. Verder was de waarnemer van de gemachtigde aanwezig bij de mondelinge behandeling van het verzoek. Omdat deze tegelijk heeft plaatsgevonden met het beroep, kent de rechtbank daarvoor geen punt toe. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 875,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 september 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.