ECLI:NL:RBDHA:2024:16612
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres op 2 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 22 juli 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 9 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
Eiseres heeft haar aanvraag op 2 mei 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 2 november 2023. De minister heeft echter de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. De beslistermijn eindigde dus op 2 augustus 2024, waardoor de ingebrekestelling van 22 juli 2024 prematuur was. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.