ECLI:NL:RBDHA:2024:16637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.30581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Oezbeekse eiser met betrekking tot drugssmokkelbeschuldigingen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Oezbeekse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1994, diende op 31 mei 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 26 juli 2024 werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 13 september 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig wordt geacht. Eiser heeft verklaard dat hij in Oezbekistan werd verdacht van drugssmokkel, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze bewering te onderbouwen. Eiser ontkent betrokkenheid bij drugssmokkel en stelt dat hij in een acute vluchtsituatie verkeerde, waardoor hij geen documenten kon verkrijgen die zijn verhaal ondersteunen.

De rechtbank volgt de minister in de beoordeling dat de verklaringen van eiser niet aannemelijk zijn gemaakt. De rechtbank wijst erop dat eiser geen interesse heeft getoond in het onderzoek naar zijn vermeende betrokkenheid bij drugssmokkel, wat bevreemdend is. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is en dat er geen reëel risico is op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30581

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft de Oezbeekse nationaliteit en is geboren op [datum] 1994. Hij heeft op 31 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 26 juli 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [waarnemend gemachtigde] als waarnemend gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland, nadat bleek dat hij niet langer onder de tijdelijke beschermingsrichtlijn voor derdelanders uit Oekraïne zou vallen. Aan deze asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is veel betrokken geweest bij het smokkelen van onder andere sigaretten en vuurwerk. Hiervoor heeft eiser in verschillende gebieden gewoond in Oezbekistan, Belarus, Rusland en Kirgizstan. In 2020 keerde eiser terug van Kirgizistan naar Oezbekistan. Eiser werd gebeld door zijn vader die hem vertelde dat de politie naar hem op zoek was en dat eiser zich moest melden bij het politiebureau. Eisers vader heeft het telefoonnummer van eiser aan de politie doorgegeven, waarop de politie eiser belde om te vragen of hij naar het politiebureau kon komen. Op dat moment heeft eiser zijn telefoon gewisseld met zijn broer. Op het politiebureau werd eiser verhoord waarbij hem is verteld dat een vrachtwagen die was gecontroleerd drugs bleek te vervoeren. De chauffeur van deze vrachtwagen gaf aan dat hij gebeld werd vanaf het telefoonnummer van eiser. De politie verdacht eiser van het smokkelen van drugs omdat eiser de eigenaar is van de simkaart die hoort bij het desbetreffende telefoonnummer. Eiser gaf hierbij aan dat dit wel zijn simkaart is geweest, maar dat hij deze is verloren en daarna een nieuwe heeft gekocht. Eiser ontkent dat hij drugs heeft gesmokkeld. Eiser werd bedreigd door de politie en zij lieten hem een verklaring ondertekenen van het verhoor. Eiser is door de politie naar huis gebracht, waarop hij zijn spullen heeft gepakt en diezelfde dag nog naar Oekraïne vloog omdat hij niks met de politie te maken wilde hebben. Hier heeft hij ongeveer twee jaar verbleven met een verblijfsvergunning die hij had verkregen door het aangaan van een schijnhuwelijk.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Valse beschuldigingen voor drugssmokkel.
Verweerder acht het eerste asielmotief geloofwaardig. Het tweede asielmotief is volgens verweerder niet geloofwaardig.
Heeft verweerder de verklaringen over de valse beschuldiging van drugssmokkel ongeloofwaardig kunnen vinden?
6. Eiser voert aan dat hij uitvoerig heeft verklaard over het verhoor met de politie en over de valse beschuldiging dat hij betrokken is bij drugssmokkel. In Oezbekistan is drugssmokkel een ernstig misdrijf, waardoor eiser vreest dat hij strafrechtelijk vervolgd zal worden. Eiser heeft hierover geen documenten omdat hij zich na het verhoor van de politie in een acute vluchtsituatie bevond en daarom geen tijd had om documenten te verkrijgen.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder niet ten onrechte heeft geoordeeld dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat hij verdacht wordt van drugssmokkel. Hierover heeft verweerder het bevreemdend mogen achten dat eiser op het politiebureau het document over het verhoor maar zo heeft ondertekend zonder te lezen wat hier in stond omdat het hem niet zou interesseren. Dit terwijl dit voor eiser wel de directe aanleiding is geweest om Oezbekistan nog op diezelfde dag te verlaten en naar Oekraïne te vluchten.
7.1.
De rechtbank kan verweerder volgen in zijn conclusie dat eiser ook met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt hoe hij aan de simkaart is gekomen en hoe deze bij de vrachtwagenchauffeur is beland, of dat hij valselijk wordt verdacht van drugssmokkel. Verweerder heeft bevreemdend mogen vinden dat eiser geen interesse heeft in het onderzoek dat de politie naar eiser zou doen. Eiser heeft namelijk verklaard dat eerder zijn vader verdacht werd van een misdrijf. Na nader onderzoek van de politie werd zijn vader niet langer aangemerkt als verdachte. Dit maakt het des te meer bevreemdend dat eiser geen onderzoek doet naar of en waarom de politie momenteel eiser nog verdenkt van drugssmokkel. Het feit dat eiser denkt uit het verhoor opgemaakt te hebben dat hij valselijk verdacht wordt van drugssmokkel, sluit niet uit dat de politie kan concluderen dat hij niet langer verdacht wordt, net als bij zijn vader.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Moet verweerder verder onderzoeken of eiser een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest?
8. Eiser stelt dat hij onterecht wordt verdacht van drugssmokkel, waardoor hem bij veroordeling een lange en zware gevangenisstraf wacht in Oezbekistan. Hierdoor loopt eiser een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder een dergelijk risico niet aan heeft hoeven nemen omdat verweerder niet ten onrechte heeft beoordeeld dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat nu de brieven van Vluchtelingenwerk Nederland en Freedom House over het judicieel systeem in Oezbekistan die eiser heeft overgelegd geen persoonlijke link aantonen tussen het relaas van eiser en de inhoud van de brieven en dat daarmee niet aannemelijk is gemaakt dat eiser wordt vervolgd.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.W. Robijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.