ECLI:NL:RBDHA:2024:16663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.15044
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling

In de zaak tussen verzoekster, met V-nummer [nummer], en de minister van Asiel en Migratie, heeft de voorzieningenrechter op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster, die de Turkse en Nederlandse nationaliteit heeft, had een aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. Deze aanvraag werd op 8 maart 2024 door de minister afgewezen, wat leidde tot het indienen van beroep door verzoekster. Tevens verzocht zij om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 11 september 2024, waar verzoekster, haar referent, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer NL24.15041), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de minister wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,- voor de rechtsbijstand en het griffierecht van € 187,- moet ook door de minister worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Hessels, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15044

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoekster,V-nummer: [nummer],

[naam 2], met de Turkse en Nederlandse nationaliteit, referent

(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] de minister
(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2024 (bestreden besluit) is de minister bij de afwijzing van de aanvraag van verzoekster voor verblijf als familie- of gezinslid bij referent gebleven.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de bodemzaak NL24.15041, op 11 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, referent, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.15041, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak, veroordeelt de voorzieningenrechter de minister wel in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875, - (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Ook moet de minister het betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid van deze uitspraak aangeduid als de minister.