In de zaak tussen verzoekster, met V-nummer [nummer], en de minister van Asiel en Migratie, heeft de voorzieningenrechter op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster, die de Turkse en Nederlandse nationaliteit heeft, had een aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. Deze aanvraag werd op 8 maart 2024 door de minister afgewezen, wat leidde tot het indienen van beroep door verzoekster. Tevens verzocht zij om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 11 september 2024, waar verzoekster, haar referent, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer NL24.15041), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de minister wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,- voor de rechtsbijstand en het griffierecht van € 187,- moet ook door de minister worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Hessels, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.