ECLI:NL:RBDHA:2024:16718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
24.31887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 oktober 2024, wordt er beslist over een verzoek van een verzoekster om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister, die op 18 september 2024 op de aanvraag van verzoekster had beslist. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen als kennelijk ongegrond, zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep had ingetrokken, was er geen sprake van een situatie waarin de minister geheel of gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan verzoekster, zoals vereist voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank merkt op dat de ingebrekestelling van verzoekster prematuur was, omdat de beslistermijn op 25 oktober 2024 eindigde.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat de minister in een brief van 20 september 2024 bereidheid heeft getoond om de proceskosten te vergoeden, maar dit verandert niets aan de rechtsgeldigheid van de ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek af. De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten van verzoekster. Het verzoek is ingediend nadat verzoekster haar beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingetrokken. De minister heeft op 18 september 2024 op de aanvraag van verzoekster beslist.
2. Omdat het verzoek als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoekster heeft de aanvraag ingediend op 10 oktober 2022. Op 25 juli 2023 is Nederland verantwoordelijk geworden voor de asielaanvraag van verzoekster. Gelet op het bepaalde in artikel 42, eerste en zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 zou de (verlengde) beslistermijn in geval van verzoekster op 25 oktober 2024 eindigen. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 26 juli 2024 prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
5. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de minister in zijn brief van
20 september 2024 aangeeft bereid te zijn de proceskosten van verzoekster te vergoeden. Wat daar ook van zij, het maakt de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de ingebrekestelling niet anders. Verzoekster kan zich tot de minister richten met betrekking tot de door hem getoonde bereidheid.

Conclusie en gevolgen

6. Nu er geen sprake zou zijn geweest van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank met de beslissing van de minister van 18 september 2024 geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.