In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een procedure betreffende het gezag, de omgang en de alimentatie van twee minderjarigen. De vader heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en hem alleen het gezag over de jongste minderjarige toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, die van 1 juni 2001 tot 8 november 2012 gehuwd zijn geweest, al jarenlang in conflict zijn over gezagsbeslissingen, wat heeft geleid tot psychische problemen bij de jongste minderjarige. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de jongste minderjarige is dat de vader het eenhoofdig gezag krijgt, zodat hij beslissingen kan nemen zonder toestemming van de moeder. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de jongste minderjarige zelf kan bepalen wanneer zij contact heeft met de moeder, en heeft de bestaande omgangsregeling niet vastgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank de alimentatie voor de jongmeerderjarige vastgesteld op € 81,- per maand, en voor de jongste minderjarige op € 52,- per maand, met ingang van de datum van de beschikking. De moeder heeft verzocht om benoeming van een bijzondere curator of raadsonderzoek, maar dit verzoek is afgewezen omdat de rechtbank van mening is dat de jongste minderjarige al de benodigde hulpverlening ontvangt. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.