ECLI:NL:RBDHA:2024:16745
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.I.H. Kersten-Fockens
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een woning voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, wonende te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning op 1 januari 2022 had vastgesteld op € 428.000. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een zitting op 25 september 2024 waar de belanghebbende en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd waren. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Belanghebbende had betoogd dat de vergelijkingsobjecten niet goed vergelijkbaar waren en dat bepaalde objectonderdelen niet waren meegenomen in de waardebepaling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar de waarde correct had vastgesteld, ook al was er een correctie nodig voor de ligging van de woning. De rechtbank concludeerde dat, ondanks deze correctie, de waarde niet te hoog was vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.