ECLI:NL:RBDHA:2024:16837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
SGR 23/7186
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van kinderbijslag bij co-ouderschap en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de verdeling van kinderbijslag. Eiser, de vader van twee kinderen, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Svb waarin werd bepaald dat hij en de moeder van de kinderen vanaf het eerste kwartaal van 2023 ieder de helft van de kinderbijslag zouden ontvangen. Eiser stelt dat de moeder zich niet houdt aan afspraken over de verzorging van de kinderen, waaronder kleding en fietsen, en dat hij daarom recht heeft op de volledige kinderbijslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en de moeder de kinderen in gelijke mate verzorgen en onderhouden, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van co-ouderschap. De rechtbank oordeelt dat de verplichting tot betaling van kinderalimentatie door eiser aan de moeder een belangrijke factor is in de beoordeling van de onderhoudsplicht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afspraken over kleding en fietsen niet van invloed zijn op de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie en dat de Svb terecht heeft besloten de kinderbijslag gelijk te verdelen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.

De uitspraak benadrukt het belang van de juridische afspraken tussen ouders in het kader van co-ouderschap en de rol van kinderalimentatie in de verdeling van kinderbijslag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wijze waarop de kinderalimentatie wordt besteed niet van doorslaggevende betekenis is voor de vraag of ouders in gelijke mate onderhouden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7186

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats 1], eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. J.G. Starreveld).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] uit [woonplaats 2] (de moeder).

Procesverloop

Met het besluit van 20 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser laten weten dat hij en de moeder vanaf het eerste kwartaal van 2023 ieder de helft van de kinderbijslag krijgen.
Met het besluit van 7 september 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De moeder heeft schriftelijk gereageerd op het beroepschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiser, de gemachtigde van verweerder en de moeder.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser en de moeder zijn de ouders van [naam 2], geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 1], Verenigde Arabische Emiraten en [naam 3], geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
1.2.
In de beschikking van deze rechtbank van 21 december 2018 in de echtscheidingsprocedure (hierna ook: de beschikking) is een gelijke mate van verzorging van de kinderen opgenomen. Verder hebben eiser en de moeder afgesproken dat eiser aan de moeder een bedrag van € 475,- per maand aan kinderalimentatie zal betalen. De rechtbank heeft de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie vastgesteld in de beschikking. Daarnaast vermeldt de beschikking:
“Verder hebben partijen afgesproken dat de vrouw met ingang van 1 januari 2019 kleding voor de kinderen zal verschaffen aan de man. De vrouw zal ervoor zorgen dat er steeds drie passende setjes kleding voor de kinderen bij de man aanwezig zijn, tot een maximum budget van € 500,- per jaar. Indien er meer of andere kleding nodig is, zal de man dit bij de vrouw aangeven. Zodra de kinderen in staat zijn om zelfstandig naar de man te fietsen of als de man met de kinderen meefietst, gaan de fietsen mee met de kinderen gedurende hun verblijf bij de man.”De rechtbank heeft overwogen dat deze afspraken zich niet lenen voor opname in het dictum.
1.3.
Eiser is de aanvrager van de kinderbijslag en heeft tot en met het vierde kwartaal van 2022 de volledige kinderbijslag ontvangen voor de kinderen.
Besluiten
2.1.
Op basis van nieuw beleid ten aanzien van het onderhoudsvereiste uit artikel 10 van het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK), heeft verweerder het primaire besluit genomen. Daarin heeft verweerder overwogen dat eiser en de moeder de kinderen in gelijke mate verzorgen en onderhouden. Omdat eiser en de moeder geen afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de kinderbijslag, krijgen zij vanaf het eerste kwartaal van 2023 ieder de helft van de kinderbijslag.
2.2.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daarin gesteld dat, uitgaande van de beschikking, eiser en de moeder de kinderen overwegend in gelijke mate verzorgen en onderhouden. Ouders onderhouden hun kind in ieder geval overwegend in gelijke mate als sprake is van kinderalimentatie. In de beschikking van de rechtbank is vastgesteld dat eiser kinderalimentatie moet betalen aan de moeder. Hiermee is vast komen te staan dat eiser en de moeder de kinderen in gelijke mate onderhouden. Omdat er sprake is van in gelijke mate verzorgen en onderhouden van de kinderen, is er sprake van co-ouderschap. In het geval er sprake is van co-ouderschap en ouders geen afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de kinderbijslag, krijgt iedere ouder de helft van de kinderbijslag. De afspraak over de kleding en fietsen is volgens verweerder een bijkomstigheid die losstaat van de kinderalimentatieverplichting en niet opweegt tegen de kinderalimentatieverplichting. Eisers stelling dat de moeder de afspraken niet naleeft en dat dit niet-naleven een bestendig karakter heeft, treft geen doel. Tot op heden is namelijk nog steeds sprake van kinderalimentatie. Dat de moeder volgens eiser haar verplichting van zo'n kleine omvang niet nakomt, heeft geen gevolgen voor het co-ouderschap, aldus verweerder.
Standpunten
3. Eiser voert in beroep -samengevat- aan dat de moeder zich niet houdt aan de in de beschikking opgenomen afspraken over kleding en fietsen. Deze afspraken maken volgens eiser onlosmakelijk deel uit van de afspraken over kinderalimentatie. Omdat de afspraken al langer dan zes maanden niet worden nagekomen, moet van de feitelijke situatie worden uitgegaan. De feitelijke situatie is dat eiser de meeste kosten voor de kinderen voldoet. Daarom moet de volledige kinderbijslag aan eiser worden betaald.
4. Verweerder handhaaft in beroep het standpunt zoals weergegeven in het bestreden besluit. Subsidiair stelt verweerder dat niet is gebleken dat de moeder geen kleding voor de kinderen verzorgt. Meer subsidiair stelt verweerder dat in het nieuwe beleid ook beschreven staat dat in gevallen waarin het niet mogelijk is om de feitelijke situatie vast te stellen, verweerder alsnog uitgaat van de overeenkomst of rechterlijke uitspraak.
5. De moeder stelt zich -samengevat- op het standpunt dat zij zich wel aan de afspraken over de kleding houdt. Verder staat er in de beschikking niet dat zij de fietsen moet betalen. Eiser heeft ervoor gezorgd dat hij de aanvrager is van de kinderbijslag, waardoor hij het kindgebonden budget ontvangt. Het is niet in het belang van de kinderen als zij naast het kindgebonden budget ook geen kinderbijslag meer zou ontvangen.
Het juridisch kader
6.1.
Verzekerden voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) hebben recht op kinderbijslag voor kinderen jonger dan 18 jaar die tot hun huishouden behoren of door hen worden onderhouden. Meestal hebben kinderen twee voor de AKW verzekerde ouders en hebben de twee ouders over dezelfde tijdvakken recht op kinderbijslag voor dezelfde kinderen. Hun rechten op kinderbijslag lopen dan samen. Dit leidt niet tot een dubbele betaling van kinderbijslag. Op grond van de samenloopbepalingen die zijn opgenomen in de AKW en het BUK, wordt over hetzelfde tijdvak per kind slechts éénmaal kinderbijslag uitbetaald. Meestal moet de Svb de kinderbijslag volledig uitbetalen aan één van beide ouders. Soms is een gesplitste uitbetaling aan de orde.
6.2.
Wanneer, zoals in dit geval, twee verzekerde ouders geen gezamenlijke huishouding (meer) voeren, is allereerst van belang of het kind al dan niet tot het huishouden van één van de verzekerde ouders behoort. Als het kind behoort tot het huishouden van de ene ouder en niet tot het huishouden van de andere ouder, wordt de kinderbijslag waarop die andere ouder recht heeft, niet uitbetaald. Dat is bepaald in artikel 18, vierde lid, van de AKW. Het komt ook voor dat twee verzekerde ouders geen gezamenlijke huishouding (meer) voeren en het kind niet behoort het huishouden van een van beide ouders of juist behoort tot de huishoudens van beide ouders. Dan geldt primair het bepaalde in artikel 18, vijfde lid, van de AKW. Dat luidt, voor zover hier van belang:
“Indien twee of meer personen over eenzelfde tijdvak recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, in andere situaties dan bedoeld in het (…) vierde lid, wordt betaald de kinderbijslag waarop degene recht heeft die de hoogste bijdrage in het onderhoud van dit kind levert. Aan de andere personen wordt geen kinderbijslag uitbetaald.”
6.3.
Voor gevallen waarin een kind behoort tot de huishoudens van twee verzekerde ouders die geen gezamenlijke huishouding voeren, is – op grond van artikel 18, zevende lid, van de AKW – een aanvullende regeling getroffen in artikel 10 van het BUK. Artikel 10, eerste lid, van het BUK luidt:
“Indien twee personen die recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, dit kind op basis van een overeenkomst of rechterlijke beschikking overwegend in gelijke mate verzorgen en onderhouden zonder met elkaar een gemeenschappelijke huishouding te voeren, wordt tenzij in de overeenkomst anders is overeengekomen of in de rechterlijke beschikking anders is bepaald, het recht van één van deze personen op de kinderbijslag gelijk verdeeld uitbetaald aan beide verzekerden en wordt het recht van de andere persoon niet uitbetaald.”
6.4.
De beleidsregel Kinderbijslagbetaling bij gescheiden huishoudens, echtscheiding en co-ouderschap (SB 1096) bevat verweerders beleid met betrekking tot de uitbetaling van kinderbijslag in geval van gescheiden huishoudens. In dit beleid is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Op grond van artikel 10, eerste lid Besluit uitvoering kinderbijslag is sprake van co-ouderschap als beide ouders een kind op basis van een overeenkomst of rechterlijke uitspraak overwegend in gelijke mate verzorgen en onderhouden. De SVB legt deze voorwaarde als volgt uit. Ouders verzorgen hun kind overwegend in gelijke mate als het kind ongeveer even veel nachten bij hen doorbrengt. Ouders onderhouden hun kind overwegend in gelijke mate als sprake is van kinderalimentatie. Als geen kinderalimentatie is vastgesteld, neemt de SVB aan dat het onderhoud op dezelfde wijze is verdeeld als de verzorging. De SVB gaat hierbij uit van de overeenkomst of rechterlijke uitspraak. Als de feitelijke situatie hiervan afwijkt, kijkt de SVB alleen hiernaar als deze situatie een bestendig karakter heeft. In het algemeen is hiervan sprake als de ouders de overeenkomst of rechterlijke uitspraak langer dan zes maanden niet naleven. In gevallen waarin het niet mogelijk is de feitelijke situatie vast te stellen, gaat de SVB alsnog uit van de in de overeenkomst opgenomen regeling.
Als in de overeenkomst of rechterlijke uitspraak geen verdeling van de kinderbijslag is overeengekomen, dan betaalt de SVB de kinderbijslag waarop één van beide ouders recht heeft in gelijke mate uit aan beide ouders. De kinderbijslag waarop de andere ouder recht heeft, betaalt de SVB in dat geval niet uit.”
Het oordeel van de rechtbank
7.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft bepaald dat vanaf het eerste kwartaal van 2023 het recht op kinderbijslag gelijk verdeeld wordt uitbetaald aan beide ouders. Niet in geschil is dat eiser en de moeder de kinderen in gelijke mate verzorgen. Ter discussie is of eiser en de moeder de kinderen in gelijke mate onderhouden.
7.2.
In de beschikking van 21 december 2018 is bepaald dat eiser aan de moeder kinderalimentatie zal betalen. Op grond van verweerders beleid volgt daaruit dat eiser en de moeder de kinderen in gelijke mate onderhouden. De rechtbank vindt het beleid van verweerder niet onjuist. Zoals verweerder ter toelichting van het beleid in het bestreden besluit heeft overwogen, is bij de vaststelling van de kinderalimentatie namelijk al rekening gehouden met de kosten van kinderen, de draagkracht van de ouders en de bijdrage in de kosten van de kinderen van beide ouders. Vastgesteld is wat het eigen aandeel van elke ouder, in de kosten van de onderhoud van de kinderen, is. Op grond daarvan heeft de rechtbank bepaald dat eiser kinderalimentatie moet betalen aan de moeder.
7.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de afspraken over de kleding en fietsen zien op de wijze van besteding van de kinderalimentatie. Dat de moeder zich niet aan die afspraken zou houden, zoals eiser stelt, doet niet af aan de in de beschikking vastgestelde verplichting tot betaling van de kinderalimentatie. De verplichting tot betaling van kinderalimentatie is namelijk bepalend voor de invulling van het criterium “in gelijke mate onderhouden”. De wijze waarop de andere ouder de kinderalimentatie besteedt, is daarbij niet van doorslaggevende betekenis.
7.4.
Vast staat dat eiser zijn verplichting tot betaling van kinderalimentatie nakomt. Van niet-naleven van de beschikking van 21 december 2018 ten aanzien van de kinderalimentatie is dan ook geen sprake. Verweerder is daarom terecht uitgegaan van de beschikking en heeft daaruit terecht geconcludeerd dat eiser en de moeder de kinderen in gelijke mate onderhouden.
7.5.
Nu eiser en de moeder de kinderen in gelijke mate verzorgen en onderhouden, is sprake van co-ouderschap. Eiser en de moeder hebben geen afspraken gemaakt over de verdeling van de kinderbijslag. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat de kinderbijslag in gelijke mate wordt uitbetaald.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.