ECLI:NL:RBDHA:2024:16849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24/7655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsvergunning en dwangsom bij niet tijdig beslissen

Op 2 mei 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel 'privéleven' volgens artikel 8 van het EVRM. De minister heeft deze aanvraag op 11 augustus 2022 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar aangetekend op 19 augustus 2022 en de minister in gebreke gesteld op 11 april 2024 wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Vervolgens heeft zij op 30 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres vrijstelling van het griffierecht krijgt en heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft tijdig beroep ingesteld, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.

De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met inachtneming van de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Gezien de achterstanden bij de minister, is de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar vastgesteld op acht weken na de bekendmaking van de uitspraak. Tevens is een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- vastgesteld, en moet de minister € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/7655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiseres heeft op 2 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel ‘privéleven in het kader van artikel 8 EVRM’.
Bij besluit van 11 augustus 2022 heeft de minister de aanvraag van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft op 19 augustus 2022 bezwaar aangetekend tegen dit besluit.
Bij brief van 11 april 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Eiseres heeft vervolgens op 30 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiseres hoeft dus geen griffierecht te betalen.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Het bezwaarschrift is ingediend op 19 augustus 2022. De minister moet uiterlijk beslissen binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Eiseres heeft de minister op 11 april 2024, dus na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
6. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
7. Omdat de minister nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De minister heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de minister. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de minister binnen acht weken na dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op het bezwaar van eiseres.
8. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de minister op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eiseres heeft verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
9. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
10. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door de minister aan eiseres verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.