In deze zaak heeft eiseres op 31 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig een besluit genomen op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiseres op 29 maart 2024. De rechtbank heeft in deze uitspraak de procedurele aspecten van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat eiseres verzocht heeft om vrijstelling van het griffierecht, wat is toegewezen. Vervolgens heeft de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb.
Eiseres heeft de minister in gebreke gesteld op 14 maart 2024, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op 29 maart 2024 verstreken was. Echter, het beroepschrift is niet tijdig ingediend volgens de vereisten van artikel 6:12, tweede lid van de Awb. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.