ECLI:NL:RBDHA:2024:16887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
21/5335
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om bijzondere bijstand voor buitenkleding en een computer op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor buitenkleding en een computer. Eiser, die sinds 1985 bijstand ontvangt, heeft in 2020 aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor buitenkleding en een computer, welke door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag zijn afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvragen terecht is. Voor de aanvraag van buitenkleding stelt de rechtbank vast dat eiser in het verleden al bijzondere bijstand heeft ontvangen voor maatkleding, maar dat dit geen garantie biedt voor toekomstige aanvragen. De rechtbank concludeert dat de kosten voor kleding in beginsel uit het inkomen moeten worden voldaan, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit verhinderen. Eiser heeft niet aangetoond dat er dergelijke omstandigheden zijn.

Met betrekking tot de aanvraag voor de computer oordeelt de rechtbank dat de kosten voor vervanging van de computer, aangeschaft in 2007, voorzienbaar waren. Eiser had kunnen reserveren voor deze kosten en de individuele inkomenstoeslag (IIT) had hiervoor gebruikt kunnen worden. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van beide aanvragen rechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5335

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: J. Ameziane).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor buitenkleding en een computer.
1.2.
Verweerder heeft bij besluit van 17 november 2020 (primair besluit 1) afwijzend beslist op de aanvraag voor buitenkleding en bij besluit van 10 december 2020 (primair besluit 2) afwijzend beslist op de aanvraag voor een computer.
1.3.
Bij besluit van 1 juli 2021 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen de gemachtigden van partijen.

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
Eiser ontvangt bijstand sinds 28 november 1985. Vanwege medische klachten (scoliose) heeft eiser fysieke beperkingen waarvoor hij onder andere een Milwaukee korset met beensteunen (hierna: orthese) heeft, een kinsteun voor stabilisatie en een elektrische rolstoel.
2.2.
Voor op zijn vervoermiddel wil eiser buitenkleding. In primair besluit 1 geeft verweerder aan dat eiser de kosten uit eigen inkomen of vermogen dient te betalen. In het bestreden besluit blijft verweerder bij dit standpunt en voegt daaraan toe dat er geen bijzondere omstandigheden zijn waaruit blijkt dat de aanvraag toegewezen zou moeten worden. Er is een jaarlijkse verstrekking vanuit de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (CZG) voor kledingkosten en in 2011 is eenmalig bijzondere bijstand verleend voor de kosten van maatkleding, omdat zijn toenmalige garderobe onbruikbaar was door een nieuwe orthese. Dit maakt dat verweerder vindt dat eiser had kunnen sparen voor kleding, omdat hij had kunnen voorzien dat uiteindelijk zijn kleding (weer) vervangen zou moeten worden.
2.3.
Eiser heeft op 6 september 2020 een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor een nieuwe computer. Omdat voor deze kosten de individuele inkomenstoeslag (IIT) kan worden aangevraagd, heeft verweerder in primair besluit 2 de aanvraag afgewezen. In het bestreden besluit is verweerder bij dit standpunt gebleven en heeft daarbij gesteld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden en dat de te maken kosten voorzienbaar waren, aangezien de huidige computer van eiser in 2007 is aangeschaft. Dat eiser de IIT heeft uitgegeven aan andere kosten maakt dit niet anders, aldus verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Wat vindt eiser in beroep
3.1.
Ten aanzien van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor buitenkleding vindt eiser dat omdat hij in het verleden ook bijzondere bijstand heeft gekregen voor nieuwe kleding, dit nu ook zo zou moeten zijn. Blijkbaar vond verweerder in het verleden wel dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen. Voorts voert eiser aan dat er sprake is van dringende, bijzondere omstandigheden. De buitenkleding is noodzakelijk om naar buiten te kunnen gaan, wat belangrijk is om niet in sociaal isolement te geraken. Bovendien is sprake van versnelde slijtage van de kleding door zijn orthese.
3.2.
Ten aanzien van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een computer is eiser van mening dat de kosten niet voorzienbaar waren. Verweerder heeft de zorgplicht geschonden omdat er wordt verwezen naar de IIT, terwijl deze ook bij verweerder (de dienst SZW) vandaan komt, aldus steeds eiser.
Wat oordeelt de rechtbank
4.1.
Bij toepassing van artikel 35, eerste lid, Pw dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomstentoeslag, bedoeld in artikel 36 Pw, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b Pw, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandsverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De vraag of eiser al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
Buitenkleding
4.2.
Eiser heeft niet betwist dat hem in 2011 eenmalig bijzondere bijstand is verleend voor maatkleding, omdat een nieuwe orthese zijn toenmalige garderobe onbruikbaar maakte. Eiser kon daaraan geen verwachting ontlenen dat hem bij een nieuwe aanvraag zonder meer weer bijzondere bijstand zou worden verleend.
4.3.
Met verweerder is de rechtbank voorts van oordeel dat voor de kosten van kleding geldt dat zij worden gerekend tot de incidentele algemene kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel te worden voldaan uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandverlening voor deze kosten is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.4.
Dat daarvan sprake is, is niet gebleken. Eiser stelt dat de kosten voor buitenkleding bovenop de reguliere kledingkosten en kosten voor levensonderhoud komen en dat zijn uitkering daarvoor niet toereikend is. Echter, eiser heeft erkend dat hij een jaarlijkse verstrekking vanuit de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (CZG) voor kledingkosten krijgt, zodat zijn kosten voor reguliere kleding geacht worden lager dan regulier te zijn. Dit geeft meer ruimte om te reserveren voor buitenkleding.
4.5.
Zoals verweerder daarnaast terecht heeft aangevoerd is op 24 januari 2020 reeds bijzondere bijstand verleend voor maatkleding naar aanleiding van een aanvraag op 23 oktober 2019. Er is een bedrag van € 1.346,60 toegekend als gift. Uit de offerte die overlegd is bij die aanvraag volgt dat de verkregen vergoeding onder meer zag op een jas (‘Maatjas Cashmere’ ter waarde van € 350,-). Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat hiermee reeds bijzondere bijstand is verleend ten behoeve van buitenkleding. Dat eisers recentere aanvraag ziet op andere benodigde buitenkleding – en welke – is gesteld noch gebleken. Dat de door hem gestelde kosten zich voordoen en noodzakelijk zijn blijkt daarmee evenmin.
4.6.
Met betrekking tot eisers stelling dat zijn kleding sneller slijt heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor slijtagekosten. De gemachtigde van verweerder heeft daar ter zitting nog aan toegevoegd dat reeds eerder onderzoek is gedaan naar versnelde slijtage van eisers kleding en dat daarvan niet is gebleken. Dat heeft eiser niet betwist.
Computer
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze kosten zich voordoen en noodzakelijk zijn.
4.8.
Een computer is een duurzaam gebruiksgoed. De kosten daarvan moeten worden gerekend tot de incidentele algemene kosten van het bestaan, als bedoeld onder punt 4.3. Afzonderlijke bijstandverlening voor deze kosten is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat daar sprake van is. [1]
4.9.
Tijdens de hoorzitting heeft eiser verklaard dat zijn computer in 2007 is aangeschaft. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat daarmee de kosten van vervanging (in verband met ouderdom) voorzienbaar waren. Eiser had voor deze kosten kunnen reserveren.
4.10.
Verweerder heeft daarnaast terecht aangevoerd dat de IIT, welke aan eiser is toegekend, wordt gezien als middel voor aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen, zodat eiser die voor de aanschaf van een nieuwe computer had kunnen gebruiken. Dat eiser de IIT voor andere kosten heeft gebruikt doet daaraan niet af.
4.11.
Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:850.