ECLI:NL:RBDHA:2024:16916
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek van de verzoeker om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De verzoeker had zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken, nadat de minister op 29 juli 2022 op zijn asielaanvraag had beslist. De rechtbank oordeelt dat er geen zitting nodig was, omdat partijen geen behoefte hadden aangegeven aan een zitting. De rechtbank sluit het onderzoek en gaat over tot beoordeling van het verzoek om proceskostenvergoeding.
De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name artikel 8:75 en 8:75a, die de veroordeling in proceskosten regelen. De rechtbank stelt vast dat de minister met het nemen van een besluit aan de verzoeker tegemoet is gekomen, maar dat dit niet automatisch leidt tot recht op proceskostenvergoeding. De rechtbank benadrukt dat de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit moeten zijn voldaan.
De verzoeker had zijn asielaanvraag op 12 oktober 2021 ingediend, en de wettelijke beslistermijn was verlengd tot 6 augustus 2023. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van de verzoeker te vroeg was ingediend, waardoor niet voldaan werd aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. Dit leidt tot de conclusie dat er geen recht op proceskostenvergoeding bestaat. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.